Bruno zijn moeder terug naar haar stoel. Er stond meteen een Italiaan aan hun tafel die boog en zangerig zeurde over de eer van een dansje met hém.
'Dans jij maar met iets jeugdigs,' zei ze. En weg was ze, in de armen van een vreemde.
Bruno zakte in zijn oude houding en dronk van zijn glas. Zijn ogen loken achter het brilletje, hij voelde zich vreemd naakt in zijn pak, geërgerd door zijn eigen verlegenheid.
Toen zijn moeder werd teruggebracht, leegde ze staande haar glas en straalde rozig. Binnen een paar seconden was ze weg met een andere Italiaan.
"Zije zakken,' fluisterde de jongen, 'met je witte tanden, je bruine koppen en je mooie praatjes. Leeghoofden, ze is niet van jullie, ze is van mij!'
Ze bleef met dezelfde man doordansen en toen ze eindelijk terugkwam had ze de man aan de hand en stelde hem voor. Hij heette ongeveer Mario Maria Bastopollo, hij was lang, knap en rap van stem. Hij betastte de jongen die daaronder verstijfde en warempel, 'Dio Bruno! Vijftien jaar? Dan moet je nog flink groeien. Vaak zwemmen maar en veel sporten, zo ben ik ook een man geworden.'
De jongen verborg zich in zijn schouders, achter zijn bril.
En wég was zijn moeder, met de kwijlebal.
Bruno bestelde nog een fles en dronk het ene glas na het andere.
'Zo...' zei hij sarcastisch, 'zo, ben jij ook een man geworden? Zo, zo, zo, en wie bepaalt dat eigenlijk? Je gehuurde smoking? Je dikke vrouw? Je tien kinderen? Blijf van mijn moeder af!'