5.3 schakelingen

Klas binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • Mobiel uit en in de tas
  • Je bent startklaar voor de les                        
  • Aandacht voor de docent
       (let op teken docent/ BAM!)
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Klas binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • Mobiel uit en in de tas
  • Je bent startklaar voor de les                        
  • Aandacht voor de docent
       (let op teken docent/ BAM!)

Slide 1 - Slide

Tijdens de les
  • Doe actief mee
  • stoor niet        
  • Bij vragen eerst je vinger opsteken          
  • Houd het lokaal netjes

Slide 2 - Slide

H 5.3 Schakelingen

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Herhaling  (5 min)
  2. Uitleg paragraaf 5.3 (8 min)
  3. Zelfstandig werken  (12 min)
   4. Afsluiting/Vragen 5.3 (5 min)

Slide 4 - Slide

Vorige les

Slide 5 - Slide

Maak een foto van je huiswerk (H5.2 opgaven) en upload deze hier!

Slide 6 - Open question

Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 7 - Quiz

Maakt het uit waar je de stroomsterkte meet?
A
Ja, voor het lampje is die het hoogst
B
Ja, na het lampje is die het hoogst
C
ja, maar je weet niet waar die het hoogste is
D
nee, de stroomsterkte is overal even groot

Slide 8 - Quiz

Voorbeelden van spanningsbronnen zijn ....
A
batterij, dynamo, spoel
B
dynamo, elektromagneet, zonnecel
C
batterij, dynamo, zonnecel
D
batterij, zonnecel, elektromagneet

Slide 9 - Quiz

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen 
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.   
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.   
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.

Slide 11 - Slide

Introductie
Je kunt lampen, schakelaars, snoeren en spanningsbronnen op verschillende manieren met elkaar verbinden. Anders gezegd: je kunt er verschillende schakelingen mee maken. In zo’n schakeling kun je altijd één of meer stroomkringen aanwijzen.

Slide 12 - Slide

Schakelschema's
Als je iemand wilt uitleggen hoe een bepaalde schakeling in elkaar zit, kun je het best een tekening gebruiken. Er zijn speciale symbolen bedacht om overzichtelijke tekeningen van schakelingen te kunnen maken (figuur 1). Zo’n tekening noem je een schakelschema.

Slide 13 - Slide

Schakelschema's
Schakelschema's
Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. Bij veel proeven staat er een schakelschema in het boek. Soms moet je zelf een schakelschema tekenen. Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.

Slide 14 - Slide

Schakelschema
Schakeling

Slide 15 - Slide

2 soorten schakelingen
De serieschakeling: alle onderdelen zitten achter elkaar.
  • Denk aan een tv-serie. Alle afleveringen volgen elkaar op. 

De parallelschakeling: Alle onderdelen zitten naast elkaar
  • Denk aan een parallelweg. Er lopen 2 wegen naast elkaar. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Serieschakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan gaat de andere ook automatisch uit.
  • De spanning wordt verdeelt over alle onderdelen.
  • Beide lampjes zitten in dezelfde stroomkring met dezelfde stroomsterkte

Slide 18 - Slide

Parallel-
schakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan blijft het andere lampje gewoon branden.
  • De spanning over beide lampjes is hetzelfde.
  • Elk lampje heeft zijn eigen stroomkring en dus zijn eigen stroomsterkte

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
  • Wat: lees paragraaf 5.3 op blz. 140 t/m 142 en maak opgaven 27 t/m 30 op blz. 148 & 149.
  • Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
  • Hulp: Docent
  • Tijd: 10 minuten lang
  • Klaar?:ga verder met je huiswerk opdrachten 31 t/m 35 van paragraaf 5.3 blz. 149 t/m 150.
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 22 - Quiz

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 23 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 24 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 25 - Quiz



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 26 - Quiz

Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand

Slide 27 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 28 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 3 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 29 - Quiz

Spanning is een grootheid. Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 30 - Quiz

klas verlaten
  • Je huiswerk is genoteerd
  • Je werkplek netjes achterlaten
  • De docent bepaalt wanneer    je kunt gaan
  • Je vertrekt rustig 

Slide 31 - Slide

Schakeling
Schakelschema

Slide 32 - Slide