Herhaling ecologie quiz

Herhaling ecologie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhaling ecologie

Slide 1 - Slide

Wat is de relatie tussen fotosynthese en verbranding?
A
Ze hebben geen relatie
B
Ze kunnen niet samen voorkomen
C
Wat bij het ene ontstaat wordt gebruikt bij de andere
D
Wat bij het ene ontstaat gaat verloren

Slide 2 - Quiz

Wat is de formule voor verbranding?
A
Koolstofdioxide + Zuurstof -> Glucose + Water + Energie
B
Energie + Koolstofdioxide -> Glucose + Zuurstof + Water
C
Glucose + Water + Energie -> Koolstofdioxide + Zuurstof
D
Glucose + Zuurstof -> Energie + Koolstofdioxide + Water

Slide 3 - Quiz

Wat is de formule voor fotosynthese?
A
Koolstofdioxide + Water + Energie -> Glucose + Zuurstof
B
Zuurstof + Water + Energie -> Glucose + Koolstofdioxide
C
Koolstofdioxide + Water -> Glucose + Zuurstof
D
Glucose + Zuurstof -> Koolstofdioxide + Water

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er bij verbranding?
A
Energie komt vrij
B
Energie wordt opgeslagen
C
Koolstofdioxide wordt gevormd
D
Water wordt gevormd

Slide 5 - Quiz

Wat wordt gevormd bij fotosynthese?
A
Koolstofdioxide
B
Energierijke stoffen
C
Water
D
Energiearme stoffen

Slide 6 - Quiz

Wat is een producent in de voedselketen?
A
Een organisme dat andere organismen eet.
B
Een organisme dat zijn eigen voedsel maakt, zoals een plant.
C
Een organisme dat alleen water drinkt.
D
Een organisme dat dood materiaal eet.

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er als een soort uit de voedselketen verdwijnt?
A
Andere soorten worden beïnvloed en de voedselketen kan worden verstoord.
B
Andere soorten zullen zich aanpassen en het ecosysteem blijft stabiel.
C
Andere soorten zullen ook verdwijnen en het ecosysteem zal instorten.
D
Andere soorten zullen profiteren en het ecosysteem wordt beter in balans.

Slide 8 - Quiz

Wat is een voedselweb?
A
Een keten waarbij de prooi en jager van plaats wisselen.
B
Een groep organismen die dezelfde prooi delen.
C
Een enkele keten waarbij elke soort dient als voedsel voor de volgende soort in de reeks.
D
Een netwerk van voedselketens die met elkaar verbonden zijn.

Slide 9 - Quiz

Wat is een voedselketen?
A
Een reeks organismen die dezelfde prooi delen.
B
Een reeks organismen die op dezelfde plaats leven.
C
Een reeks organismen die onderling concurreren voor voedsel.
D
Een reeks organismen waarbij elke soort dient als voedsel voor de volgende soort in de reeks.

Slide 10 - Quiz

Verdwijnt er energie uit de voedselketen?
A
Nee
B
Het verdwijnt soms.
C
Het wordt omgezet in biomassa.
D
Ja

Slide 11 - Quiz

Heeft een piramide van aantallen altijd een piramidevorm?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Alleen bij herbivoren

Slide 12 - Quiz

Wat geeft een piramide van aantallen aan?
A
Hoeveel individuen van een soort er in een voedselketen zijn.
B
Hoeveel voedsel er in de voedselketen is.
C
Welke soorten er in de voedselketen zijn.
D
Hoeveel energie er in de voedselketen is.

Slide 13 - Quiz

Welke energiestof wordt geproduceerd door planten?
A
Glucose
B
Water
C
Stikstof
D
Koolstofdioxide

Slide 14 - Quiz

Welke organismen spelen een belangrijke rol in de stikstofkringloop?
A
Bacteriën
B
Vogels
C
Vissen
D
Insecten

Slide 15 - Quiz

Wat is stikstofkringloop?
A
Een proces waarbij stikstof alleen door planten wordt gebruikt
B
Een proces waarbij stikstof gecreëerd wordt
C
Een proces waarbij stikstof door verschillende organismen wordt omgezet
D
Een proces waarbij stikstof afgebroken wordt

Slide 16 - Quiz

Wat is een individu?
A
een groep van verschillende soorten organismen
B
een groep organismen van dezelfde soort
C
alle levende organismen in een gebied
D
een enkel levend organisme

Slide 17 - Quiz

Hoe worden biotische en abiotische factoren van invloed op de grootte van een populatie?
A
ze beïnvloeden alleen de kwaliteit van het milieu
B
ze hebben geen invloed op de grootte van de populatie
C
ze kunnen de grootte doen toenemen of afnemen
D
ze hebben alleen invloed op individuele organismen

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de twee soorten invloeden op organismen?
A
biotische en abiotische factoren
B
natuurlijke en kunstmatige factoren
C
genetische en fysieke factoren
D
menselijke en dierlijke factoren

Slide 19 - Quiz

Hoe zijn de poten en snavels van vogels aangepast?
A
Aan hun grootte
B
Aan hun leefwijze en voedsel
C
Aan hun geslacht
D
Aan hun kleur

Slide 20 - Quiz

Welke type loper is een zebra?
A
Vlieger
B
Zoolganger
C
Topganger
D
Teenganger

Slide 21 - Quiz

Wat is het verschil tussen zonneplanten en schaduwplanten?
A
Zonneplanten groeien bij veel licht en schaduwplanten groeien het best bij weinig licht
B
Zonneplanten groeien het best bij weinig licht en schaduwplanten groeien bij veel licht
C
Zonneplanten groeien het best bij weinig licht en schaduwplanten groeien het best bij gemiddeld licht
D
Zonneplanten groeien het best bij gemiddeld licht en schaduwplanten groeien bij weinig licht

Slide 22 - Quiz

Hoe passen planten zich aan in een natte omgeving?
A
Grote bladeren bedekt met een dikke waslaag
B
Geen huidmondjes
C
Luchtkanalen in stengels voor vervoer zuurstof
D
Veel huidmondjes aan oppervlak blad

Slide 23 - Quiz

Welke aanpassing hebben planten bij een droge omgeving?
A
Kleine/geen bladeren
B
Diepe wortels/breed wortelstelsel
C
Waslaagje op de bloemen
D
Bloemen met haren of stekels

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurt er met een plant als het te veel water verliest?
A
De plant droogt uit
B
De plant groeit harder
C
De plant gaat dood
D
De plant verandert van kleur

Slide 25 - Quiz

Wat zijn huidmondjes en waarom zijn ze belangrijk?
A
Kleine openingen in bloemen om te ademen en voor fotosynthese
B
Kleine openingen in wortels om te ademen en voor fotosynthese
C
Kleine openingen in bladeren om te ademen en voor fotosynthese
D
Kleine openingen in stengels om te ademen en voor fotosynthese

Slide 26 - Quiz