6.1 Hoe wordt er geproduceerd?

Hoofdstuk 6
6.1 Hoe wordt er geproduceerd
Doelen: 
  • Ik weet welke productiefactoren nodig zijn om te produceren.  
  • Ik kan waardevermindering van kapitaalgoederen berekenen 
  • Ik weet wat een bedrijfskolom is
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 6
6.1 Hoe wordt er geproduceerd
Doelen: 
  • Ik weet welke productiefactoren nodig zijn om te produceren.  
  • Ik kan waardevermindering van kapitaalgoederen berekenen 
  • Ik weet wat een bedrijfskolom is

Slide 1 - Slide

Programma

  • Begrippen deze les
  • Uitleg en vragen maken t/m opgave 5
  • Herhaling door het bekijken van een filmpje over de kosten om een spijkerbroek te maken


Slide 2 - Slide

begrippen deze les:
productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap

arbeidsintensief: productie door menselijke arbeid

kapitaalintentsief: naar verhouding meer kapitaalgoederen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opgave 1
Maak nu opgave 1 van blz. 162

Daarna lezen we de leertekst tussen vraag 1 en 2

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Opgave 2
Maak nu vraag 2

Daarna kijken we deze na en lezen de leertekst tussen vraag 2 en 3

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Opgave 3 en 4
Maak nu opgave 3 en 4. 

Daarna lezen we de leertekst tussen vraag 4 en 5

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Opgave 5
Maak nu opgave 5

Daarna kijken wij wat het kost om een spijkerbroek te maken

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Een voorbeeld van de productiefactor natuur uit het filmpje:
A
Chemicaliën die gebruikt worden
B
Medewerker die de broek opschuurt
C
7.000 liter water per broek
D
Transport van de broeken

Slide 16 - Quiz

De medewerkers die met chemicaliën de wassing aanbrengen op de spijkerbroeken zijn een voorbeeld van de productiefactor:
A
Natuur
B
Kapitaal
C
Arbeid
D
Ondernemerschap

Slide 17 - Quiz

De productiefactor kapitaal bestaat uit machines, gebouwen en geld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

De toegevoegde waarde door de spijkerbroek fabrikant is:
A
12 - 7 = 5 euro
B
217 - 7 = 210 euro
C
217 - 12 = 205 euro

Slide 19 - Quiz

Er ontstaat 7.000 liter verontreinigd water per spijkerbroek. Dit wordt zelden gereinigd. Dit water is een voorbeeld van:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
C
Maatschappelijke kosten

Slide 20 - Quiz

De productie van spijkerbroeken is heel...
A
Kapitaalintensief
B
Arbeidsintensief

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

over 20 minuten: t/m opdr. 7 af
timer
20:00

Slide 27 - Slide