This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H1 inkomen en welvaart
Niet ieder inkomen is hetzelfde
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog van §1.1 Wat heb je te besteden?
Slide 2 - Mind map
Inkomen in natura
Inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
Overdrachtsinkomen
Kleedgeld
Spullen of goederen
Rente
Winst
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Marketinginstrumenten
Bedrijven beïnvloeden je met de marketinginstrumenten:
Prijs
Product
Plaats
Promotie
Personeel
Presentatie
Slide 6 - Slide
Niet ieder inkomen is hetzelfde
Je leert in deze paragraaf:
wat het verschil is tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen
hoe je een stijging of daling berekent met de groeifactor
wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen
hoe je uit een grafiek de inkomensverschillen kunt aflezen
Slide 7 - Slide
Leerdoel
Ik weet het verschil tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Welk inkomen?
Slide 10 - Slide
Leerdoel
Ik weet hoe je een stijging of daling berekent met de groeifactor
Slide 11 - Slide
Verandering van inkomen
Voorbeeld: Je loon is € 1.725 per maand.
Je krijgt 1,2% loonsverhoging.
Berekening:
1,2% van € 1.725 = € 1.725 : 100 x 1,2 = 20,70
Nieuwe loon: € 1.725 + € 20,70 = € 1,745,70
Slide 12 - Slide
Verandering van inkomen
Berekeningen met een groeifactor:
Voorbeeld: loonstijging 1,2%
1,2% erbij = 100% + 1,2% = 101,2%
De groeifactor is: 101,2 ÷ 100 = 1,012
Nieuwe loon: € 1.725 × 1,012 = € 1,745,70
Voorbeeld: Je loon daalt met 3%:
3% eraf = 100% - 3% = 97%
De groeifactor is: 97 ÷ 100 = 0,97
Nieuwe loon: € 1.725 × 0,97 = € 1,673,25
Formule:
(100 + rente ) : 100
Slide 13 - Slide
Formule
Let op!
Als er in de opdracht staat: bereken met de groeifactor, dan MOET je die gebruiken.
Slide 14 - Slide
Leerdoel
Ik weet wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen
Slide 15 - Slide
Inkomensverschillen
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Inkomensverschillen in beeld
Slide 18 - Slide
Kleine en grote inkomensverschillen
Slide 19 - Slide
Opdracht 10
Slide 20 - Slide
Aan het werk!
1. Theorie van paragraaf 1.2 lezen
2. opdrachten van 1.2 maken in je boek en schrift
Slide 21 - Slide
Netto inkomen is inkomen nadat ____ er is/zijn afgehaald:
A
aftrekposten
B
belastingen en premies
C
bruto-uitkeringen (pensioen, WW, ezv)
D
heffingskorting
Slide 22 - Quiz
Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen
Slide 24 - Quiz
Wat wordt met inkomensverschillen bedoeld?
A
dat je salaris steeds kan veranderen
B
verschillen in inkomen
C
verschillen in salaris tussen verschillende beroepen
D
verschillen tussen uitgaven en inkomsten
Slide 25 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van oorzaken voor inkomensverschillen
A
Leeftijd en ervaring
B
Opleiding en scholing
C
Verantwoordelijkheid
D
Normen en waarden
Slide 26 - Quiz
Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land
Slide 27 - Quiz
De inkomensverschillen bij Janet zijn ....... dan bij Jos
A
kleiner
B
groter
Slide 28 - Quiz
Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door het juiste woord te kiezen. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan. Als de inkomensverschillen kleiner worden, verandert Lorenzcurve b in ...... (Lorenzcurve a / Lorenzcurve c ).
Slide 29 - Open question
Afsluiten
Slide 30 - Slide
Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃
Slide 31 - Poll
Kan je het verschil uitleggen tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren
Slide 32 - Poll
Kan je met een groeifactor een stijging of daling berekenen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren
Slide 33 - Poll
Kan je oorzaken noemen van inkomensverschillen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren
Slide 34 - Poll
Kan je uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in een land verdeeld zijn.