Thema Essen und trinken

Essen und trinken
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsSpeciaal Onderwijs

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Essen und trinken

Slide 1 - Slide

Im Supermarkt
Welke producten zie je allemaal voorbij komen?

Slide 2 - Slide

Die Einkaufsliste
Opdracht:
Pak een A4 blaadje en noteer hier 10 producten in het Nederlands. 
( Gebruik hiervoor de Lernbox, blz 58 t/m 61)
Stop alle briefjes in een zak en meng goed.
Elke leerling trekt (zonder te kijken) een briefje uit de zak.
Vertaal het boodschappenlijstje naar het Duits. Gebruik hiervoor de Lernbox.
Wie heeft zijn boodschappenlijstje als eerste klaar?
Vergelijk jullie boodschappenlijstjes in de klas.
Welke gerechten kun je met de benodigde boodschappen klaarmaken?
timer
4:00

Slide 3 - Slide

Der Imbiss

Slide 4 - Slide

Der Imbiss

Slide 5 - Mind map

der Müsliriegel
die Wurst
das Brötchen
die Frikadelle
das Eis
der Saft

Slide 6 - Drag question

Grammatik
ein, eine, ein
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
de/het
der Hamburger
die Cola
das Eis
die Bonbons
een
ein Hamburger
eine Cola
ein Eis
---- Bonbons
Ein, eine en ein zijn onbepaalde lidwoorden. Ze betekenen: 'een'. 
Beispiele:
Der Hamburger ist lecker --> Ein Hamburger ist lecker.
Die Cola kostet zwei Euro --> Eine Cola kostet zwei Euro.
Das Eis ist kalt --> Ein Eis ist kalt.
Die Bonbons schmecken gut --> ---Bonbons schmecken gut

Slide 7 - Slide

Achtung, fertig, los!
Het lidwoorden spel: 
Dit spel is een race tegen de klok. 
Jullie krijgen 5 minuten de tijd. 
Jullie zien dadelijk op het scherm een lijst met woorden.
In het boek op bladzijde 58 t/m 61 zoeken jullie het juiste bepaalde lidwoord ( der, die, das, die) bij de woorden
Daarna noteer je zelf welk onbepaald lidwoord ( ein, eine, ein) erbij hoort.
Wie heeft de meeste woorden genoteerd en wie heeft de antwoorden ook goed?

Viel Erfolg!

Slide 8 - Slide

Die Wörter
Fisch                                              Erdbeere
Tomate                                          Salat
Apfel                                               Kaffee
Orange                                          Milch
Zitrone
Karotte
Zwiebel
Getränk
Saft
Brot
Tee
Marmelade
Gemüse
Obst 
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Die Antworten
der/ein Fisch                                  die/eine Erdbeere
die/eine Tomate                            der/ein Salat
der/ein Apfel                                   der/ein Kaffee
die/eine Orange                             die/eine Milch
die/eine Zitrone
die/eine Karotte
die/eine Zwiebel
das/ein Getränk
der/ein Saft
das/ein Brot
der/ein Tee
die/eine Marmelade
das/ein Gemüse
das/ein Obst 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Das Frühstück

Slide 12 - Slide

Der Dialog
- Werk in tweetallen
- Gebruik tekst 1 en de Sprechhilfe op blz 48/49
- Jullie gaan samen ontbijten in Duitsland en voeren net als Lisa en Alex een gesprek over jullie ontbijt.
- Noteer op een blaadje het gesprek in het Duits en laat het controleren door de juf. 
- Jullie gaan het gesprek oefenen

Slide 14 - Slide

Wiederholungsstunde
Wat weten jullie nog over?
Im Supermarkt
Der Imbiss
Ein, eine, ein
Das Frühstück

Slide 15 - Slide

Magst du Marmelade?
Wat betekent Marmelade?
A
de Chocolademelk
B
de Jam
C
de Mueslireep
D
de Koffie

Slide 16 - Quiz

Die Bonbons schmecken gut.
Wat betekent schmecken?
A
uitnodigen
B
maken
C
smaken
D
kopen

Slide 17 - Quiz

Das Getränk
Die Frikadelle
der Geburtstag
Die Butter
Der Kakao

Slide 18 - Drag question

We kennen de lidwoorden de/het. Maar je hebt ook het lidwoord: een
Welke 3 vormen zijn er in het Duits?

Slide 19 - Open question

Is het lidwoord ein:
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig
D
Meervoud

Slide 20 - Quiz

Is het lidwoord eine:
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig
D
Meervoud

Slide 21 - Quiz

Welk lidwoord gebruiken we voor de meervoudsvorm?
A
ein
B
eine
C
eines
D
géén

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm in
der Saft
Das ist........Saft
A
ein
B
eine
C
eines
D
einer

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Die Wurst
Das ist......Wurst
A
ein
B
eine
C
eines
D
einer

Slide 24 - Quiz

Echt und falsch

Slide 25 - Slide

Haben
Het werkwoord haben ( in het Nederlands: hebben) is onregelmatig. Dit betekent dat je de vorm uit je hoofd moet leren.

Ik heb : ich habe
Jij hebt: du hast
hij/zij/het heeft: er/sie/es hat
wij hebben: wir haben
jullie hebben: ihr habt
zij hebben: sie haben
u hebt: Sie haben                            

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Ich mag Obst

Slide 28 - Slide

Sein
Het werkwoord ''sein" ( zijn) is onregelmatig en moet je dus net zoals het werkwoord ''haben" uit je hoofd leren.
ik ben: ich bin
jij bent: du bist
hij/zij/het is: er/sie/es ist
wij zijn: wir sind
jullie zijn: ihr seid
zij zijn: sie sind
u bent: Sie sind

Slide 29 - Slide

Memory
Jullie gaan een eigen memory maken met het werkwoord ''sein".
Schrijf op de eerste 9 kaartjes de Duitse vormen van het werkwoord ''sein".
Schrijf op de andere 9 kaartjes de Nederlandse vormen van het werkwoord ''sein''. 
Is het spel af?
Begin met spelen!

Slide 30 - Slide

Guten Appetit!

Slide 32 - Slide

Was essen die Deutschen?
Frühstück: 
Das klassische deutsche Frühstück besteht aus Brötchen, Marmelade und Kaffee oder Tee.
Wer den Tag lieber mit einem herzhaften (hartig) Frühstück beginnt, kann verschiedene Käse- und Wurstsorten essen. 
Mittagessen:
Traditionsgemäß isst man in Deutschland relativ früh zu Mittag (zwischen zwölf und ein Uhr).

Das Mittagessen ist die Hauptmahlzeit des Tages und besteht meist aus Kartoffeln, Gemüse und Fleisch. 
Auch in Schulen ist es möglich, mittags aus mehreren warmen Gerichten zu wählen. 
Abendbrot: 
Das Abendbrot wird um sechs Uhr serviert.

Wie der Name schon sagt, handelt es sich um eine kalte Mahlzeit, bei der verschiedene Brotsorten, Käse und Wurstaufschnitt und Salat gegessen werden.
Manchmal wird auch etwas Heißes wie eine Suppe oder aufgewärmte Reste dazu gereicht. Zum Essen trinkt man schwarzen Tee oder Kräutertee.

Slide 33 - Slide

Warum isst man in Deutschland abends kalt? 

Slide 34 - Slide