Grammatica zinsontleding - les 2 3H2

Grammatica
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

- Je weet wat een bijstelling is en kunt die benoemen.

- Je weet wat een voorzetselvoorwerp is en kunt dit benoemen. 

Slide 2 - Slide

Bekijk de volgende zinnen

1 Hebben jullie bij 'Het hutje' afgesproken?


2 Hebben jullie bij dat kleine eettentje op de markt afgesproken?


3 Hebben jullie bij 'Het hutje', dat kleine eettentje op de markt, afgesproken?

Wat valt je op aan de dikgedrukte zinsdelen?

Slide 3 - Slide




Uitleg bijstelling

Slide 4 - Slide

Uitleg bijstelling (aantekening)

- zinsdeelstuk (benoemen onder de streep)

- staat tussen twee komma's of na een komma achter een znw (met een punt op het eind)

- noemt dezelfde zaak of persoon nog een keer, maar dan met andere woorden


Mevrouw Springer-Vonk, onze docent aardrijkskunde, | heeft | een zoontje.

Wisten | jullie | dat Da Vinci, een school in Purmerend, | een doemiddag | heeft georganiseerd?

Slide 5 - Slide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde (of naamwoordelijk gezegde)
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling
- Bijstelling
Zinsdelen
Zinsdeelstukken

Slide 6 - Slide

Aan de slag

Opdracht 4 vraag 1 en 2 (blz. 73)

Opdracht 5 volledig (blz. 74)


timer
15:00

Slide 7 - Slide

Nakijken opdr. 4 vr. 1 en 2 - Bijstelling


1 De leidinggevende van de supermarkt, Peter Jansen, heeft vrijdag mijn zus ontslagen. 

2 Mijn opa heeft gesmuld van de dagschotel, nasi met saté

3 Het artikel over vakantiespreiding staat in een van de bekendste Nederlandse kranten, het AD



Slide 8 - Slide

Nakijken opdr. 5 - bijstelling
Antwoorden staan in onedrive.

Slide 9 - Slide

Aan de slag

Zinsontleding - Voorzetselvoorwerp Opdracht 2 vraag 1 en 4a

Opdracht 3 



timer
15:00

Slide 10 - Slide

Voorzetselvoorwerp...
1. begint altijd met een voorzetsel ​
  én​ 
2. is altijd verbonden met het belangrijkste werkwoord van de zin.​

Slide 11 - Slide

Voorzetselvoorwerp

De jongen zorgt voor zijn oma.
De klas klaagt over de moeilijke toets.

Slide 12 - Slide

Verschil voorzetselvoorwerp en 
bijwoordelijke bepaling

  • Zegt het voorzetsel letterlijk iets over een plaats of tijd?  
      -> bijwoordelijke bepaling. 
      voorbeeld: Het broedkastje hangt in de boom.
  • Kun je het voorzetsel vervangen door een ander voorzetsel? -> bijwoordelijke bepaling
     voorbeeld: Ik wacht op / naast / achter / in de winkel. 

Slide 13 - Slide

Voorzetselvoorwerp of 
bijwoordelijke bepaling?

De jongens hangen aan de lippen van de rapper.

De jassen hangen aan de kapstok.

Slide 14 - Slide