6.1 Licht en kleur (II)

Hoofdstuk 6:

Licht
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 6:

Licht

Slide 1 - Slide

Progamma van de les:
Oplossing toets beweging

Herhaling deel 1 paragraaf 6.1

vervolg paragraaf 6.1

Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoelen 6.1
-De leerling weet het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen en kent daarbij een aantal toepassing
-De leerling weet uit welke kleuren het spectrum bestaat
-De leerling kan het begrip ''diffuus'' uitleggen
-De leerling kan vertellen waarom objecten een bepaalde kleur zijn
- De leerling kent de begrippen additieve & subtractieve kleurmenging en kan uitleggen hoe daarmee kleuren worden gemaakt.

Slide 3 - Slide

Oplossing toets Beweging
1. Analyse van de toets (door de klas)

2. Toets licht in de toetsweek wordt korter, en uitgebreid met een  korte toets beweging.

3. Het cijfer van die toets wordt gecombineerd met de toets die we gehad hebben. (ik puzzel nog even op welke manier precies)

Slide 4 - Slide

Een lichtbron straalt licht uit.
Dat licht beweegt langs:

A
horizontale lijnen.
B
kromme lijnen.
C
rechte lijnen.
D
verticale lijnen

Slide 5 - Quiz

Diffuse terugkaatsing is ........
A
Alles in één richting teruggekaatst
B
Alles teruggekaatst
C
Deels teruggekaatst
D
Deels teruggekaatst in alle richtingen.

Slide 6 - Quiz

Licht dat rechtstreeks van een lichtbron komt is direct licht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

directe lichtbron
indirecte lichtbron

Slide 8 - Drag question

Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. 
Selecteer de juiste lichtbron in de tweede kolom. 

spaarlamp
bliksem
kaars
maan
zaklamp
zon
kunstmatige lichtbron
kunstmatige lichtbron
kunstmatige lichtbron
natuurlijke lichtbron
natuurlijke lichtbron
natuurlijke lichtbron

Slide 9 - Drag question

Hoe noem je deze soort terugkaatsing
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
Hoek van inval = hoek van uitval
D
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing

Slide 10 - Quiz

Bij A is er ...... terugkaatsing
Bij B is er .....
terugkaatsing
A
A = diffuse B = diffuse
B
A = spiegelende B = spiegelende
C
A = diffuse B = spiegelende
D
A = spiegelende B = diffuse

Slide 11 - Quiz

Paragraaf 6.1
Licht bestaat uit alle kleuren. ROGGBIV (rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet) Met een prisma kun je dit 'spectrum' zichtbaar maken.

Sommige lampen hebben niet
het volledige spectrum.

Slide 12 - Slide

Kleurenspectrum
Kleurenband met de kleuren rood-oranje-geel-groen-blauw - Indigo-violet.

Slide 13 - Slide

Paragraaf 5.2

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Hoe kunnen wij kleuren zien? 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

paragraaf 6.1
Additieve (toevoegen) kleurmenging: 
Als je steeds meer kleuren toevoegt die samen mengen tot een nieuwe kleur, is dat additieve kleurmenging (zoals schermpje).

Subtractieve (weghalen) kleurmenging:
We hebben alle kleuren, en met filters blokkeer je enkele kleuren, zodat er een nieuwe kleur ontstaat. 

Slide 19 - Slide

Welke kleur is het licht dat komt van de zon?
A
Wit
B
Geel
C
Oranje

Slide 20 - Quiz

De rood wit blauwe (Nederlandse) vlag wordt bekeken onder rood licht. Welke kleuren zie je?
A
Rood wit blauw
B
Rood zwart zwart
C
Zwart blauw blauw
D
Rood rood zwart

Slide 21 - Quiz

Een rode jurk wordt beschenen met geel licht. Welke kleur lijkt de jurk nu te hebben?
A
Rood
B
Geel
C
Oranje
D
Zwart

Slide 22 - Quiz

Een witte jurk wordt beschenen met rood licht. Welke kleur lijkt de jurk nu te hebben?
A
Rood
B
Wit
C
Zwart

Slide 23 - Quiz

Een rode jurk wordt beschenen met geel licht. Welke kleur lijkt de jurk nu te hebben?
A
Rood
B
Geel
C
Oranje
D
Zwart

Slide 24 - Quiz

Een blauwe jurk wordt beschenen met wit licht. Welke kleur lijkt de jurk nu te hebben?
A
Blauw
B
Wit
C
Zwart

Slide 25 - Quiz

Een zwarte jurk wordt beschenen met rood licht. Welke kleur lijkt de jurk nu te hebben?
A
Zwart
B
Wit
C
Rood

Slide 26 - Quiz

Zelfstandig aan de slag
Wat?            Maken paragraaf 6.1 
Hoe?            Alleen
Hoe lang? ong. 20 minuten
Vraag?        Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.
                        Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op
Klaar?           Kijk nog eens naar paragraaf 1 & 2, probeer in een                                paar zinnen de paragraaf te samenvatten  

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video