Oefenvragen Regeling en zintuigen

Wat is een prikkel?
A
een elektrisch signaaltje door een zenuw
B
een verandering in de omgeving
C
een verandering in de omgeving die je kunt waarnemen
D
een elektrisch signaaltje door de zenuw die je kunt waarnemen
1 / 52
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

Wat is een prikkel?
A
een elektrisch signaaltje door een zenuw
B
een verandering in de omgeving
C
een verandering in de omgeving die je kunt waarnemen
D
een elektrisch signaaltje door de zenuw die je kunt waarnemen

Slide 1 - Quiz

Je hebt geleerd dat je waarneemt via je zintuigen. Wat is GEEN zintuig?
A
Pijnzintuig
B
Tastzintuig
C
Warmtezintuig
D
Huidzintuig

Slide 2 - Quiz

Wat is de adequate prikkel voor je neus?
A
Licht
B
Geur
C
Geluid
D
Smaak

Slide 3 - Quiz

Pas als de hersenen de impulsen verwerken, kun je iets....
A
Impuls
B
Waarnemen
C
Prikkelen
D
Zintuigcel

Slide 4 - Quiz

Welke prikkel kun je NIET waarnemen met de tong
A
Zoet
B
Zuur
C
Bitter
D
Geur

Slide 5 - Quiz

Een vlieg loopt over je wang
In de winter krijg je koude handen op de fiets
Je staat onder de warme douche
Je voelt dat je schoenen knellen
Tast zintuigen
Koudezintuigen
Warmte zintuigen
Druk zintuigen

Slide 6 - Drag question

Geluid
Licht
Geurstoffen
Smaakstoffen
Aanraking
Oor
Huid
Tong
Neus
Oog
Sleep de prikkel naar de juiste organen met zintuigen.

Slide 7 - Drag question

Welke prikkel kun je niet waarnemen met je huid?
A
Warmte
B
Licht
C
Druk
D
Pijn

Slide 8 - Quiz

Zonder hersenen kan je geen pijn waarnemen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Het verschil tussen zintuigen en pikkels. Sleepvraag 
Zintuigen
Prikkels
Lichtzintuig
Gehoor- zintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Warmtezintuig
Muziek luisteren
Appeltaart ruiken
Vuurwerk kijken
Een klap voelen
Snoep proeven

Slide 10 - Drag question

Sleep naar: Waarnemen of Reageren?
Waarnemen
Reageren
Je ziet een auto op je afkomen.

Je voelt dat  het buiten warm is.
Je springt opzij.
Je doet je jas uit.

Slide 11 - Drag question

1
2
3
4
5
6
Fatih merkt dat hij pijn heeft.
Fatih raakt een hete pan aan.
In zijn huid wordt de prikkel omgezet naar een bericht..
Fatih trekt zijn hand weg.
Zijn hersenen sturen een bericht naar zijn spieren..
Het bericht gaat naar zijn hersenen.

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Video

Harde oogvlies
Netvlies
gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek
Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Oogspier
Lens
Hoornvlies
Iris

Slide 14 - Slide

Lens
Iris
Hoornvlies
Oogspier
Vaatvlies
Netvlies
Gele vlek
Blinde vlek
Oogzenuw
Harde oogvlies
Glasachtig lichaam

Slide 15 - Drag question

Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog?
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 16 - Quiz

Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies

Slide 17 - Drag question

Sleep de letters naar de bijbehorende nummers
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies

Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Q
R
S

Slide 18 - Drag question

Wanneer werken de staafjes en kegeltjes?
A
Kegeltjes: alleen in het licht Staafjes: alleen in het licht
B
Kegeltjes: alleen in het licht. Staafjes: in het licht en donker
C
Kegeltjes: in het licht en donker Staafjes: alleen in het donker
D
Kegeltjes: in het licht en donker Staafjes: in het licht en donker

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurt er in het netvlies?

Slide 20 - Open question

In je oog gaat het licht achtereenvolgens door:
A
Pupil - hoornvlies - lens - glasachtig lichaam - netvlies
B
Hoornvlies - lens - pupil - glasachtig lichaam - netvlies
C
Hoornvlies - pupil - lens - glasachtig lichaam - netvlies
D
Hoornvlies - pupil - lens - netvlies - glasachtig lichaam

Slide 21 - Quiz

Pietertje loopt in de schemering. Dit betekend dat het bijna donker is. Welke zintuigcellen werken?
A
Kegeltjes en staafjes
B
Alleen de kegeltjes
C
Alleen de staafjes
D
Geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 22 - Quiz

Als je van een donkere ruimte naar een lichte ruimte gaat
worden je pupillen kleiner. Dit is het pupilreflex. In welk deel van je ogen ontstaan de impulsen waarvan het pupilreflex het gevolg is?

Slide 23 - Open question

Je bekijkt een voorwerp. Dit voorwerp is dichtbij en je bekijkt het in het licht. 1. Wat gebeurt er met je lens? 2. Wat gebeurt er met je pupil?

Slide 24 - Open question

Wat is een adequate prikkel?
A
De prikkel waar een zintuig niet op reageert
B
Een prikkel die steeds maar doorgaat.
C
De minimale sterkte van een prikkel
D
De prikkel waar een zintuig op reageert

Slide 25 - Quiz

Na verloop van tijd hoort iemand de klok niet meer tikken.
Wat is er met de drempelwaarde gebeurt?
Wat is de biologische term voor dit verschijnsel?
A
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
B
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
C
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet gewenning.
D
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet gewenning.

Slide 26 - Quiz

Je vult de afwasteil met heet water. Wanneer je je handen in het water stopt, voelt het water erg heet aan. Maar als je een paar minuten bezig bent, valt het met de warmte wel mee.

Hoe heet het verschijnsel waardoor het water niet meer zo heet aanvoelt als je handen een tijdje in het water zitten.
A
Motivatie
B
Gewenning
C
Adequate prikkel
D
Drempelwaarde

Slide 27 - Quiz


Wat is de functie van onderdeel 5?
A
Het oog beschermen
B
Het oog voorzien van voedingsstoffen en zuurstof
C
Prikkels opvangen en daar impulsen van maken
D
Impulsen naar de hersenen vervoeren

Slide 28 - Quiz

Sleep de tekst bij A t/m F naar de juiste kant (1 of 2)
Veraf kijken

Dichtbij kijken
Platte lens
Bolle lens
Slappe lensbandjes
Strakke lensbandjes
Samengetrokken accommodatiespier
Ontspannen accommodatiespier

Slide 29 - Drag question

Het oog kan de lens niet vlakker krijgen, dus de persoon ziet een voorwerp ver weg niet scherp. Hoe noemen we dit?
A
Een lui oog
B
Een dik oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 30 - Quiz

In tegenstelling van wat vaak wordt gedacht komt een stier niet af op een rode lap, maar juist op de beweging van de lap. Stieren (en koeien) zijn namelijk kleurenblind. Hoe kun je dat in het oog zien?
A
Het oog heeft geen gele vlek.
B
Het oog heeft alleen maar staafjes.
C
Het oog heeft staafjes en kegeltjes.
D
Het oog heeft geen blinde vlek.

Slide 31 - Quiz

Via welke weg horen wij geluid?
A
Gehoorgang -> trommelvlies ->gehoorbeentjes ->slakkenhuis ->gehoorzenuw->hersenen
B
Gehoorgang ->slakkenhuis ->gehoorbeentjes->trommelvlies -> gehoorzenuw-> hersenen
C
Gehoorgang->trommelvlies ->slakkenhuis->gehoorbeentjes ->gehoorzenuw->hersenen
D
Gehoorgang->trommelvlies ->gehoorbeetjes->gehoorzenuw ->hersenen

Slide 32 - Quiz


Welke onderdelen vind je in het middenoor?
A
Trommelvlies, gehoorbeentjes en trommelholte
B
Trommelvlies en gehoorbeentjes
C
Trommelvlies, gehoorbeentjes en gehoorgang
D
Gehoorgang, trommelvlies, trommelholte en gehoorbeentjes

Slide 33 - Quiz


A
Gehoorbeentjes
B
Slakkenhuis
C
Trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 34 - Quiz

Je loopt naar buiten en krijgt het koud.
Wat gebeurt er met je huid?
De bloedvaatjes worden
A
Ze worden wijder
B
Ze worden nauwer
C
Er gebreurt niks
D
Het worden er meer

Slide 35 - Quiz

Welk nummer geeft aan waar de reukzintuigen liggen? En bij welk nummer liggen de smaakzintuigen?
A
Reukzintuig=2 Smaakzintuig=3
B
Reukzintuig=4 Smaakzintuig=5
C
Reukzintuig=2 Smaakzintuig=5
D
Reukzintuig=4 Smaakzintuig=3

Slide 36 - Quiz

Twee uitspraken:
Uitspraak 1: “Als je je neus dichthoudt komt de geur niet langs je reukzintuig.”
Uitspraak 2: “Bij het proeven van bitter lemon reageren andere smaakzintuigcellen dan bij suikerwater
Welke uitspraak is waar?

A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Beide zijn waar
D
Geen van beide is waar

Slide 37 - Quiz

Welk van onderstaande delen horen niet bij het centrale zenuwstelsel?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Ruggenmerg
D
Bewegingszenuwcellen

Slide 38 - Quiz

Als je in de speeltuin uit een draaimolen stapt, dan ben je meestal even duizelig en verlies je je evenwicht. In welk deel worden dan de impulsen niet meer goed verwerkt?
A
In de grote hersenen
B
In de kleine hersenen
C
In de hersenschors
D
In de hersenstam

Slide 39 - Quiz

Wat is het gehoorbereik van een mens?
A
5 Hz tot 13000 Hz (13 kHz)
B
19 Hz tot 12000 Hz (12 kHz)
C
5 Hz tot 9000 Hz (9 kHz)
D
20 Hz tot 20000 Hz (20 kHz)

Slide 40 - Quiz

Een mens hoort een hond altijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Een vleermuis hoort een walvis altijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

Hiernaast zie je een afbeelding van een oog. Benoem de namen van onderdeel 2, 4, 8 en 10

Slide 43 - Open question

Abdul loopt graag op blote voeten buiten. Op een ochtend trapt hij in een stukje
glas. In een reflex trekt hij zijn voet weg. Hij voelt de pijn. Zet de zinnen op de juiste volgorde.

1
2
3
4
5
6
7
De bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar de spieren.
De impulsen gaan over op schakelcellen.
De impulsen gaan over van de schakelcellen naar de bewegingszenuwcellen.
De impulsen gaan via gevoelszenuwcellen naar het ruggenmerg.
De spieren trekken samen en de voet gaat omhoog
Er gaan impulsen naar de hersenen waardoor bewustwording optreedt. 
Het stappen in het glas veroorzaakt impulsen in zintuigcellen in de voet.

Slide 44 - Drag question

Hiernaast zie je een afbeelding van de huid. Met welke letter wordt een zintuig aangegeven?
A
De letter K
B
De letter L
C
De letter M
D
De letter N

Slide 45 - Quiz

Veel mensen hebben op latere leeftijd een leesbril nodig, omdat ze niet meer goed dichtbij kunnen zien.

Waardoor hebben oudere mensen vaak een bril nodig om te kunnen lezen?
A
De ooglens kan niet meer bol genoeg worden.
B
De ooglens kan niet meer plat genoeg worden.
C
De pupil kan niet meer groot genoeg worden.
D
De pupil kan niet meer klein genoeg worden.

Slide 46 - Quiz

Pijn is een voorbeeld van een externe prikkel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quiz

Gewenning betekend dat een zintuig minder impulsen doorgeeft
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quiz

Anna is op een druk feestje en de muziek staat zachtjes aan. Ze wil heel graag de muziek horen, daarom luistert ze heel aandachtig. Verlaagd ze hiermee de drempelwaarde om het geluid te horen?
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quiz

Bewegingszenuwcellen geven impulsen door aan spieren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 50 - Quiz

Met welk nummer wordt het deel aangegeven waar veel kleuren worden waargenomen?
A
1
B
6
C
5
D
7

Slide 51 - Quiz

Wat regelen de hormonen uit de eilandjes van Langerhans?
A
De adrenaline in je bloed
B
De hoeveelheid suiker in je bloed
C
Ze geven hormonen af
D
Ze zorgen voor verbranding

Slide 52 - Quiz