UNITE 4 leçon 1

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

GRAMMAIRE UNITÉ 4
wk 20: Futur maken (regelm.) 
wk 21: Futur maken (onregelm.)
beaucoup de..., plein de...
wk 22: Bezittelijk vnw. met/ zonder ZN (herh+ nieuw)
wk 23: ontkenning ni...ni...
wk 24: tout le monde <-> ne..personne
wk 25: Si+ futur ;hoe gebruikt ?
ICI <-> LÀ <-> LÀ-BAS


VOCABULAIRE UNITÉ 4
wk 20: à la campagne >un potager FN
wk 21: NF
wk 22: le capteur t/m la fraise FN
Wk 23: NF
Wk 24: l'hypothèse t/m la langue FN
Wk 25: NF
Wk 26: PROJET FINAL
Wk 27/28: TOETSWEEK: 
60 % unité 4 + 40 % leesvaardigheid

Slide 2 - Slide

Leçon 1: à demain

Slide 3 - Slide

Futur proche & futur simple

Slide 4 - Slide

Rappel du futur proche
Wat was de futur proche ?
Wanneer gebruik je de futur proche?

De gewone 'futur'/ 'futur simple' is anders.
Wanneer gebruik je deze futur? 

Écris dans ton cahier le schema du futur proche
timer
3:00

Slide 5 - Slide

FUTUR SIMPLE

Slide 6 - Slide

Futur simple van regelm. ww.
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 7 - Slide

Futur Simple

Slide 8 - Slide

FUTUR PROCHE vertaal je met ik ga.....+ hele ww
jij gaat....
hij gaat....
etc.

Nous allons chercher la clé.
Ils vont faire un voyage à vélo.
FUTUR SIMPLE vertaal je met
ik zal.....
jij zult....
hij zal....
etc.

Nous chercherons une maison.
S'ils gagnent la loterie, ils feront un tour du monde.

Slide 9 - Slide

boire (futur simple)
je
A
je boirai
B
je vais boire

Slide 10 - Quiz

Om de Futur simple te maken moet je dus
A
stam (-e) + ais, ais, ait, ions, iez, aient
B
infinitief (-e) + ai, as, a, ons, ez, ont
C
nous-vorm présent + a, as, at, ons, ez, ent
D
de vous-vorm + ai, as, a, ons, ez, ont

Slide 11 - Quiz

Futur simple =
A
Hele werkwoord + uitgangen avoir
B
Hele werkwoord + uitgangen imparfait

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 13 - Quiz

De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 14 - Quiz


ik zal komen (futur simple)
A
je viens
B
je venais
C
je viendrai
D
je suis venu

Slide 15 - Quiz

Futur simple
Présent
Je parlerai
Nous habitons
Tu aimes
Vous serez
Elle choisira
Ils iront

Slide 16 - Drag question

De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 17 - Quiz

nous (futur simple)
A
connaîtrons
B
connaitrions
C
connaissiez
D
connaissions

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Link

De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 20 - Quiz

De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 21 - Quiz

QUEL SERA TON FUTUR MÉTIER?

Slide 22 - Slide