Zelfstandig naamwoord

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Zelfstandig naamwoord

Schrijf de zelfstandige naamwoorden op. 

Merlijn tovert een konijn uit de hoed.

Hans en ik gaan met de auto naar Amsterdam.

De slager staat op de markt in Enschede.

De tandarts zegt dat je goed je tanden moet poetsen.

Volgens mij gaat Scott op vakantie naar Spanje

Bij de bakker zijn de zoete broodjes al uitverkocht.

De ruiter loopt met zijn paard door het bos.

Aron gaf altijd de slimste antwoorden.

De tuinman heeft gisteren de bomen geplant.

Tristan voert de vogels verschillende pinda's

Onze hamster rent graag in het rad.

De hond blaft altijd als er een persoon binnenkomt.

De kleuter rende achter de bal aan.

De postbode bezorgde het pakketje bij Niels thuis.

Lachend rende Mart naar het huis van de buren.

Jij moet nog boodschappen doen in de supermarkt.

Hij gaf de oude man netjes een hand.

Sanne fietste samen met haar moeder naar huis.

Nick liet alweer zijn nieuwe telefoon vallen.

De bestelde kleren komen helemaal vanuit Groningen