4v- Starke Verben-Kapitel 1

Bitte Handy in das Hotel und Buch auf den Tisch
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bitte Handy in das Hotel und Buch auf den Tisch

Slide 1 - Slide

Planung:
Toets Kapitel 1 am 28. September:

- alle Wörterlisten (Seite 54/55)
- Grammatik 1 & 2 (Seite 56 t/m 59)
=> macht bitte selber eine Planung
=> schon gelernt? Wörterliste D-N, Seite 54 (war Hausaufgabe)



Slide 2 - Slide

Ziel:
1) Lesen: Ich kontrolliere meine Antworten und stelle Fragen, wenn nötig

2) Grammatik:

Ich kann starke Verben im Präsens (tegenwordige tijd = o.t.t.) und Perfekt (voltooide tegenwoordige tijd = v.t.t.) korrekt benutzen

Slide 3 - Slide

Kontrolliere deine Antworten und stelle Fragen, wenn nötig: 
Aufgabe 5, Seite 16
1. Zelfbewust en bewust van zijn succes en zijn plek in het middelpunt van de aandacht.
2. Hij heeft zich tegen andere kunstenaars afgezet, maar met name tegen mensen die zeiden dat het toch niet zou lukken. Dit deed hij door gewoon door te zetten; hij bleef dromen.
3. Dat hij uitgerekend door een galerie uit zijn droomstad Londen is uitgekozen om te mogen tentoonstellen.
4. Om alles te moeten combineren: school, eindexamen voorbereidingen, zijn andere hobby toneelspelen, het schilderen en zijn auto rijlessen en rijbewijs.
5. Zijn doelen zijn: tentoonstellingen hebben in Miami en de arabische wereld.
6. Hij heeft bij zijn moeder de beginselen van het vak kunnen afkijken en gemerkt dat het schilderen voor hem rustgevend werkt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Aufgabe 8
  1. Duurt het gemiddeld lang tot er een passende maatregel getroffen is?
  2. Intussen stelt de recherche een onderzoek in naar twee duitse firma’s.
  3. In de Duitse eredivisie stijgen de inkomsten door shirtsponsoring.
  4. Het is daadwerkelijk vreemd, dat de politicus zo lang aarzelde.
  5. Het enthousiasme voor dit evenement groeit elke dag.



Slide 6 - Slide

Wat zijn sterke werkwoorden ook alweer? Noem 2 kenmerken

Slide 7 - Open question

Starke Verben:
  • krijgen een klankverandering in de verleden tijd
  • het voltooid deelwoord eindigt op -en 
  • sterk in het Nederlands, dan meestal ook in het Duits

Voorbeelden: 
  • helpen - hielp - geholpen
  • spreken - sprak - gesproken

Slide 8 - Slide

Sterk of zwak?

schwimmen - schwamm - geschwommen
A
sterk
B
zwak

Slide 9 - Quiz

Sterk of zwak?

machen - machte - gemacht
A
sterk
B
zwak

Slide 10 - Quiz

Sterke werkwoorden met een e in de stam
Sterke werkwoorden met een e in de stam krijgen een e/i(e)-wissel. Maar 2 vormen krijgen deze e/i(e) - wissel:
1. du - vorm
2. er/sie/es - vorm

Slide 11 - Slide

i of ie? --> lang of kort 
Lange e wordt-ie
Korte e wordt-i
lesen
ich lese
du liest
er/sie/es liest
wir lesen
ihr lest
sie/Sie lesen
essen
ich esse
du isst
er/sie/es isst
wir essen
ihr esst
sie/Sie essen

Slide 12 - Slide

Uitzondering 1 - lange e wordt korte i
1.  geben  - du gibst - er gibt
2. nehmen - du nimmst - er nimmt
--> bij du, er/sie/es wordt de h vervangen door een m
3. treten - de trittst - er tritt  
--> let op - geen extra e

Slide 13 - Slide

Uitzondering 2 - geen e/i(e)-Wechsel
---> de werkwoorden gehen, stehen en bewegen zijn sterk, maar krijgen in de tegenwoordige tijd geen e/i(e)-wechsel

  • du gehst, er/sie/es geht
  • du stehst, er/sie/es steht
  • du bewegst, er/sie/es bewegt 

Slide 14 - Slide

Sterke werkwoorden met een a in de stam
Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen een a/ä-wissel.  Maar 2  vormen krijgen deze a/ä- wissel (twee vormen) 
1. du vorm
2. er/sie/es vorm

--> ook de werkwoorden laufen, stoßen 

Slide 15 - Slide

Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de o.t.t bij du en er/sie/es een ä
fahren
ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
laufen
ich laufe
du läufst
er/sie/es läuft
 wir laufen
 ihr lauft
sie/Sie laufen

Slide 16 - Slide

Uitzondering - stam op - d/- t
ich 
du 
er/sie/es
wir 
ihr 
sie/Sie 
halte
hältst
hält

halten
haltet
halten

Slide 17 - Slide

Mit Buch, Seite 56/57: 
Beantworte folgende Fragen

Slide 18 - Slide

1. Du (sprechen)..................immer so leise.
A
sprichst
B
spricht
C
sprecht
D
sprechst

Slide 19 - Quiz

2. Bij welke persoonlijke voornaamwoorden vindt de e/i(e)-Wechsel en a/ä-Wechsel plaats
A
ich + du
B
er/sie/es + ihr
C
du + er/sie/es
D
ihr + du

Slide 20 - Quiz

3 Wo (treffen)....................ihr euch?
A
treffen
B
trifft
C
trefft

Slide 21 - Quiz

4 GOED of FOUT?
er nihmt
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

5 Hij rijdt (fahren)
A
er fahrt
B
er fährt

Slide 23 - Quiz

6 (essen) Was _________ du am liebsten?
A
esst
B
ist
C
esse
D
isst

Slide 24 - Quiz

7 Bij sterke werkwoorden met een kort
e-klank in de stam:
A
e wordt ie
B
e wordt e
C
e wordt i

Slide 25 - Quiz

8 (schlafen) Er _________ sehr früh.
A
schlaft
B
schläft
C
schlafst
D
schläfst

Slide 26 - Quiz

9 (helfen) Er ___________ dir.
A
helft
B
helfst
C
hilft
D
hielft

Slide 27 - Quiz

Hast du das Lernziel erreicht?
Ik kan sterke werkwoorden correct in de tegenwoordige tijd gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Ziel 2: Ich kann starke Verben im Perfekt (voltooide tegenwoordige tijd = v.t.t.) korrekt benutzen


=> Tabelle B, Seite 57:
Lijst van veel voorkomende sterke werkwoorden

Slide 29 - Slide

Tabelle B, Seite 57:

eerste rij = Infinitiv (hele werkwoord) NL: aanbevelen

tweede rij = Infinitiv (hele werkwoord) Deutsch: empfehlen

derde rij = tegenwoordige tijd 3e enkelvoud: er empfiehlt
Let op: je moet in de derde rij nog de uitgang achter de stam zetten,
bijvoorbeeld: jij beveelt aan = du empfiehlst

Slide 30 - Slide

Tabelle B, Seite 57:

vierde rji: voltooide tijd 3e enkelvoud: (er) hat empfohlen

Let op: je moet in de vierde rij de goede vorm van sein/haben gebruiken, bijv.: jij hebt aanbevolen: du hast empfohlen

Slide 31 - Slide

wij hebben geholpen =
A
wir habe geholfen
B
wir hatten geholfen
C
wir haben geholfen
D
wir hätten geholfen

Slide 32 - Quiz

jij hebt gesproken =
A
du habe gesprochen
B
du hast gesprochen
C
du hat gesprochen

Slide 33 - Quiz

jullie hebben geschreven =
A
ihr habe gesprochen
B
ihr hat gesprochen
C
ihr haben gesprochen
D
ihr habt gesprochen

Slide 34 - Quiz

Hast du das Lernziel erreicht?
Ich kann starke Verben im Perfekt (voltooide tegenwoordige tijd = v.t.t.) korrekt benutzen
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Hausaufgabe:
1) starke Verben:
- Aufgabe 15+16 machen (Seite 21) 
- lernen: A1 + 2, Seite 56/57 & Tabelle B, Seite 57: aanbevelen t/m komen 

2) schwache Verben wiederholen + Ausnahmen: guck das Video https://www.youtube.com/watch?v=yGw8-vwCLaM
+ mache dann Aufgabe 9+10, Seite 18






Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide