34. Thema 4, week 2 Les 8 WW op -ten en -den in TT

WERKWOORD SPELLING
herhaling en
oefenen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

WERKWOORD SPELLING
herhaling en
oefenen

Slide 1 - Slide

Een andere naam voor
HET HELE WERKWOORD
is
A
initiatief
B
infinitief

Slide 2 - Quiz

Lesdoel

Ik kan zwakke werkwoorden die eindigen op -ten en -den in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd correct schrijven.

Slide 3 - Slide

Hoe noem je deze werkwoorden ook wel.
A
sterke werkwoorden
B
zwakke werkwoorden

Slide 4 - Quiz

Tegenwoordige tijd
STARTEN
ik  .........jij
ik vorm
ik start
jij/hij/zij/het meisje
ik vorm+ t
hij start
jullie/ wij 
hele ww
wij starten

Slide 5 - Slide

Tegenwoordige tijd
SCHUDDEN
ik  .........jij
ik vorm
ik schud
jij/hij/zij/het meisje
ik vorm+ t
hij schudt
jullie/ wij 
hele ww
wij schudden

Slide 6 - Slide


TT
Ik word
Hij wordt
Wij worden

Slide 7 - Open question


TT
Vervoeg het werkwoord melden

Slide 8 - Open question


TT
Vervoeg het werkwoord moeten

Slide 9 - Open question


TT
Vervoeg het werkwoord troosten

Slide 10 - Open question

werkwoord: landen
TT
Het vliegtuig .........

Slide 11 - Open question

werkwoord: richten
TT
Hij .........

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

stappenplan zwakke werkwoorden

1. schrijf eerst de IK-VORM TEGENWOORDIG TIJD op.
2. Kijk naar de stam van het werkwoord (haal en eraf) Grazen
3. Zit deze  letter Graz in 't x kofschip


VT
ik graas
Nee, dan wordt het de of den
Ja, dan wordt het te of ten

Slide 14 - Slide


VT
V


Voorbeeld
Ik voedde
Wij voedden
Ik heb gevoed



Vervoeg het werkwoord testen

Slide 15 - Open question


VT
V


Voorbeeld
Ik voedde
Wij voedden
Ik heb gevoed



Vervoeg het werkwoord branden

Slide 16 - Open question


VT
Vervoeg het werkwoord sporten

Slide 17 - Open question

werkwoord: schudden
VT
Hij ......... gisteren de hand van de koning

Slide 18 - Open question

werkwoord: schudden
Zo meteen ...... hij de hand van de koning.

Slide 19 - Open question

werkwoord: vluchten
Pas geleden ...... het konijn onder de grond.

Slide 20 - Open question

werkwoord: melden
Waar ....... hij zich nu?

Slide 21 - Open question

werkwoord: hoesten

Slide 22 - Open question

werkwoord: troosten

Slide 23 - Open question

werkwoord: bereiden

Slide 24 - Open question

Werkwoorden vervoegen
tegenwoordige tijd
&
verleden tijd 
&
voltooid deelwoord
&
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 25 - Slide

Werkwoord: voeden

Slide 26 - Slide

Werkwoord: praten

Slide 27 - Slide

Werkwoord: schudden

Slide 28 - Slide

Vul de goede persoonsvorm in.
VT
luiden    wij ............

Slide 29 - Open question

Vul de goede persoonsvorm in.
TT
redden    de man ............

Slide 30 - Open question

Vul de goede persoonsvorm in.
TT
troosten    hij ............

Slide 31 - Open question

Vul de goede persoonsvorm in.
VD
landen     Het vliegtuig is .......

Slide 32 - Open question

Vul de goede persoonsvorm in.
landen     Het  ............vliegtuig  .......

Slide 33 - Open question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


VERBREDEN
De ..... weg.

Slide 34 - Open question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


VERBRANDEN
De ............ hand.

Slide 35 - Open question

Werkwoord: uitzetten

Slide 36 - Slide

aan het werk
GROEP 8
 Thema 4, week 2, Les 8
Opgave 2, Opgave 3

Klaar: 10 X PLUSSEN

Slide 37 - Slide