Werkwoorden op ER / IR / RE in de présent

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leerdoelen

Je kunt regelmatige werkwoorden op ER / IR / RE vervoegen in de présent

Neem deze aantekeningen over in je schrift

Werkwoorden op -ER in de présent

1. Haal -ER van het werkwoord af. 

parler -er = parl

2. Zet hier de juiste uitgang achter:

Je                   + e 

Tu                   + es

Il / elle / on + e

Nous            + ons

Vous             + ez

Ils / elles     + ent

Kies de goede vorm

Je (regarder) la télé.

1. regardes
2. regardons
3. regard
4. regarde

Kies de goede vorm

Nous (habiter) à Pijnacker.

1. habitez
2. habitons
3. habitent

Kies de goede vorm

Elle (travailler) chez MacDo.

1. travaille
2. travailles
3. travail

Kies de goede vorm

ils (jouer) à l'ordinateur.

1. jouons
2. jouez
3. jouent

Kies de goede vorm

Tu (parler) français?

1. parles
2. parle
3. parl

Neem deze aantekeningen over in je schrift

Werkwoorden op -IR in de présent

1. Haal -IR van het werkwoord af. 

finir -ir = fin

2. Zet hier de juiste uitgang achter:

Je                  + is 

Tu                  + is

Il / elle / on + it

Nous            + issons

Vous             + issez

Ils / elles     + issent

Kies de goede vorm

Je (choisir)

1. choisis
2. choisit
3. choisise

Kies de goede vorm

Elle (rougir)

1. rougit
2. rouge
3. rougis

Kies de goede vorm

Nous (finir)

1. finissez
2. finissons
3. finissent
4. finons

Kies de goede vorm

Nous (remplir)

1. remplisons
2. remplons
3. remplissons

Kies de goede vorm

Elles (réussir)

1. réussirent
2. réussissent

Neem deze aantekeningen over in je schrift

Werkwoorden op -RE in de présent

1. Haal -RE van het werkwoord af. 

vendre -re = vend

2. Zet hier de juiste uitgang achter:

Je                   + s 

Tu                   + s

Il / elle / on + -

Nous             + ons

Vous              + ez

Ils / elles      + ent

Kies de juiste vorm

Il (vendre)

1. vends
2. vendt
3. vend

Kies de juiste vorm

je (rendre)

1. rends
2. rend
3. rende
4. rendis

Kies de juiste vorm

tu (prendre)

1. prends
2. prend
3. prende
4. prendis

Les devoirs 

Leren:

Werkwoorden op ER / IR / RE in de présent. (Je leert de aantekeningen die je deze les hebt gemaakt)

www.verbuga.eu