Symposium

Begeleiding familie/naasten in palliatieve/terminale fase
Symposium:
Deel 1:Begeleiding familie/naasten pallatieve/terminale fase

Deel 2: Wondzorg in palliatieve/terminale fase
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Begeleiding familie/naasten in palliatieve/terminale fase
Symposium:
Deel 1:Begeleiding familie/naasten pallatieve/terminale fase

Deel 2: Wondzorg in palliatieve/terminale fase

Slide 1 - Slide

Wat kan je in dit symposium verwachten in deel 1:

- Waarom dit onderwerp
- Begeleiding familie/naasten na overlijden
- Wat zie je bij overlijden
- Begeleiding familie/naasten na overlijden
- Vragen over dit onderwerp 



Slide 2 - Slide

                         Waarom dit onderwerp?
Taboe op dit onderwerp

Niet goed op de hoogte wat te kunnen doen of verwachten.

Slide 3 - Slide

Wanneer schakel jij naasten in bij palliatieve/terminale zorg

Slide 4 - Open question

Rol van naasten + begeleiding in palliatieve/terminale fase
- Welke disciplines?
- Overbelasting Naasten

Slide 5 - Slide

Wat zie je bij overlijden

Slide 6 - Slide

Begeleiding naasten na overlijden.


Hoe komt het dat er taboe heerst op de dood en er weinig over wordt gesproken?
Hoe kunnen naasten nog beter worden betrokken in het palliatieve/terminale proces?

Foto: Iede Hoorn uitvaart

Slide 7 - Slide

Welke symptomen zijn zichtbaar bij overbelasten naasten?
A
Hoofdpijn
B
Toename van alcohol en drugs
C
Schuldgevoelens
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 8 - Quiz

Wat is mogelijk bij iemand die kan overlijden?
A
Bleek zien
B
Versnelde ademhaling
C
Snel verslikken
D
Groter ziende neusgaten

Slide 9 - Quiz


Bij welke fase van het rouwproces wordt het overlijden soms nog ontkent?

A
aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies van een dierbare
B
ervaren van de pijn en van het verlies van de dierbare
C
aanpassen aan een leven zonder dierbare
D
de dierbare een nieuwe plaats geven en het normale leven weer volledig oppakken

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Welke casus is je het meest bijgebleven rondom wondzorg?

Slide 12 - Open question

              Wat is de functie van de huid?
Bewaken temperatuur: De temperatuur van het lichaam daalt door het afscheiden van zweet door de huid en door het verwijden van kleine vaatjes in de huid.
Bedekking en bescherming: De huid bedekt en beschermt het lichaam.
Vetopslag: In het onderhuids bindweefsel wordt vet opgeslagen.
Voelen: De huid kan via zenuwuiteinden voelen. Zo kan de huid hitte en kou detecteren, maar ook aanraking, druk en pijn.
Endocriene functie: De huid neemt via zonlicht bepaalde stoffen in zich op. De belangrijkste is vitamine D. In het lichaam is vitamine D onder andere van belang voor het onderhoud van de botten.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat voor soort wonden zijn er?
- Rode wonden

- Gele wonden

- Zwarte wonden

Slide 16 - Slide

Rode wond
rode wonden noemen we: granulerende wond Een rode wond bestaat uit granulatieweefsel en bevindt zich in de regeneratiefase. In deze fase wordt weefsel dat verloren is gegaan, vervangen door nieuw weefsel

Een rode wond wil zeggen dat de wond aan het herstellen is. Deze wonden bevatten weinig wondvocht. Voorbeelden van rode wonden zijn schaafwonden en lichte brandwonden

Slide 17 - Slide

Gele wond
Een gele wond bevat veel wondvocht en krijgt om deze reden een gele kleur. Een gele wond bevindt zich in de reactiefase Als je een gele wond hebt is het verstandig om naar de huisarts te gaan, omdat er veel verschillende soorten gele wonden zijn: 
- Gele necrose 
- Dermis en/of subcutaan vet
- Pus
- Fibrinebeslag

Slide 18 - Slide

Zwarte wond
Een zwarte wond dankt zijn kleur aan het afgestorven weefsel waar dit uit bestaat. dit wordt ook wel necrose genoemd. De kleur is meestal zwart, maar kan ook geel zijn. Dit weefsel is een voedingsbodem voor bacteriën. 
Er zijn twee vormen van necrose: 
- droge necrose (korst) is er geen ontsteking rondom en hersteld de wond meestal van zelf.
- natte necrose geen harde korst. 

Slide 19 - Slide

Doelstellingen palliatieve wondzorg
- Comfort
- Symptoommanagement
- Beperken van uitgebreidheid of de impact van de wond, zonder genezingstendens te verwachten.
- Behoud/verhogen van kwaliteit van leven
- Overeenkomstig de doelen en wensen van de zorgvrager en zijn/haar naasten

Slide 20 - Slide

De meest voorkomende wonden bij palliatieve zorg

Decubitus:
Decubitus (doorliggen) is een beschadiging van de huid en/of het weefsel onder de huid. Decubitus ontstaat door aanhoudende druk op de huid of door druk in combinatie met schuifkrachten. Decubitus ontstaat meestal op de plaats van een uitstekend bot.
Decubitus ontstaat ten gevolge van druk,-schuif, en wrijvingskrachten op het lichaam. Zaken als een goede bloedcirculatie, voedingstoestand, veerkracht van de huid, mobiliteitsbeperkingen en vocht op de huid zijn hierbij zeer zeker ook van invloed.

Slide 21 - Slide

De meest voorkomende wonden bij palliatieve zorg

Incontinentie dermatitis: 
Huidletsel dat ontstaat door langdurig huidcontact met urine of ontlasting. Het bijtende effect van bijvoorbeeld urine en ontlasting kan de huid verweken. Er ontstaat roodheid en de oppervlakkige huidlagen kunnen stuk gaan. Incontinentie-gerelateerde dermatitis kan het gevolg zijn van niet frequent genoeg verschonen. Deze vorm van dermatitis kan ook veroorzaakt worden door het gebruik van onvoldoende absorberend incontinentiemateriaal of onderleggers.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Welk wondmateriaal bij welke wond

Slide 26 - Slide

Observeer en rapporteer methode van een wond

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

In welke fase zit een rode wond
A
Reactiefase
B
Geen
C
Rijping fase
D
Regeneratie fase

Slide 29 - Quiz

Hoe noem je een gele wond
A
Neurotische wond
B
Exsuderende wond
C
Granulerende wond

Slide 30 - Quiz

Waar staat de afkorting TIME voor?
A
Time Infection Moisture Edge
B
Tissue Infection Measurable Edga.
C
Tissue Infection Moisture Edge.
D
Tissue Infection Moisture Egg

Slide 31 - Quiz

Vragen over dit symposium?

Slide 32 - Open question