V3 H5 overhoring

Overhoring H5
- jullie hebben 30 minuten. Dit is ruim voldoende. 
- soms moet er een berekening worden ingeleverd. Vergeet dit niet!
- bij de meerkeuze vragen is iedere keer maar één mogelijkheid goed.
- zoek niet teveel op....je hebt het geleerd! Dat kost namelijk veel tijd en die kom je dan aan het einde tekort.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Overhoring H5
- jullie hebben 30 minuten. Dit is ruim voldoende. 
- soms moet er een berekening worden ingeleverd. Vergeet dit niet!
- bij de meerkeuze vragen is iedere keer maar één mogelijkheid goed.
- zoek niet teveel op....je hebt het geleerd! Dat kost namelijk veel tijd en die kom je dan aan het einde tekort.

Slide 1 - Slide

Veel succes

Slide 2 - Slide

voorbeelden van volksverzekeringen zijn:
A
AOW + WW
B
AOW + Anw
C
WW + WiA
D
Anw + WiA

Slide 3 - Quiz


Stellingen:
I: nettoloon= loonkosten-brutoloon
II:nettoloon=  brutoloon-loonheffing-overige  
                          inhoudingen
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling I is juist
C
Alleen stelling II is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 4 - Quiz

BV Blok schrijft ieder jaar €15.000 af op de vaste activa.
Wat gebeurt er hierdoor op de balans?
A
vaste activa nemen toe en eigen vermogen ook
B
bank (debet) neemt af en eigen vermogen ook
C
vaste activa nemen af en eigen vermogen ook
D
bank (debet) neemt toe en eigen vermogen ook

Slide 5 - Quiz


Door innovatie gaat Piet in plaats van 1000 producten, 1100 producten maken. Zijn loon stijgt met 10%.  Hierdoor zullen de arbeidskosten per product:
A
stijgen
B
dalen
C
gelijk blijven
D
Door gebrek aan informatie is een antwoord niet mogelijk

Slide 6 - Quiz


Jan koopt een machine voor €10.000. De machine gaat 10 jaar mee en levert dan bij verkoop nog €500 op. Jan schrijft af met een vast percentage van de boekwaarde: 10%. De boekwaarde na 2 jaar is:
A
€ 9.000
B
€ 8.100
C
€ 9.500
D
€ 7.695

Slide 7 - Quiz

afschrijvingen zijn een voorbeeld van:
A
uitgaven en kosten
B
kosten
C
uitgaven
D
variabele kosten

Slide 8 - Quiz

Een voorbeeld van vaste kosten is:
A
premie inboedel verzekering
B
salaris van een uitzendkracht
C
grondstofkosten
D
verzendkosten producten

Slide 9 - Quiz


Bereken de vaste kosten. berekening er bij zetten

Slide 10 - Open question


Product A wordt voor € 90 verkocht. De variabele kosten zijn 30% van de verkoopprijs. De vaste kosten zijn € 22.500. Bereken de breakeven omzet

Slide 11 - Open question


Product C wordt aan de consument verkocht voor 
€ 181,50. De btw bedraagt 21%.
                     Wat is de prijs exclusief btw
A
€ 143,39
B
€ 150,--
C
€ 143,38
D
€ 149,--

Slide 12 - Quiz


De bedrijfskosten = € 1.000
gemiddelde verkoopprijs = € 10
afzet = 600 stuks
nettowinst = € 3.000
A
de inkoopwaarde van de verkopen is: € 4.000
B
de inkoopwaarde van de verkopen is: € 3000
C
de inkoopwaarde van de verkopen is: € 6.000
D
de inkoopwaarde van de verkopen is: €. 2.000

Slide 13 - Quiz


BV Blok bezit een machine. De aanschafwaarde is €25.000, de restwaarde €2.500. Hij gaat 5 jaar mee.
Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 14 - Open question