Leesvaardig H4 herhaling

Leesvaardigheid
  • leesstrategieën  (blz. 11/12)
  • schrijfdoelen (blz. 13 t/m 16)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid
  • leesstrategieën  (blz. 11/12)
  • schrijfdoelen (blz. 13 t/m 16)

Slide 1 - Slide

Leesstrategieën (blz. 11)
manier van lezen
wat je doet
oriënterend
titel, deeltitels, plaatjes en onderschriften bekijken, inleiding en slot lezen, tussenkopjes, auteur (onderwerp bepalen) 
globaal
Ook eerste en laatste alinea's lezen, eerste en laatste zin van de tussenliggende alinea's
intensief
de tekst helemaal lezen, betekenis moeilijke woorden, kernzinnen en verbanden zoeken, hoofdgedachte bepalen
zoekend
als je zoekt naar iets specifieks, let op opvallende tekens enz.
kritisch lezen
is de informatie juist, de auteur betrouwbaar/deskundig, worden er bronnen gegeven etc.
studerend
lezen om de informatie te onthouden

Slide 2 - Slide

schrijfdoelen
  • amuseren
  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren
lezers
  • vermaken
  • iets uitleggen
  • stp laten vormen
  • overhalen tot stp
  • aanzetten tot iets doen

Slide 3 - Slide

schrijfdoelen

  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren
tekstsoorten

  • uiteenzetting
  • beschouwing
  • betoog
  • reclamefolder

Slide 4 - Slide

Vaste tekststructuren (p. 27)
Naam
Inleiding
Kern
Slot
 Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 5 - Slide

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- opsommend verband
- chronologisch verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband
- redengevend verband
- concluderend verband


- vergelijkend tekstverband
- samenvattend verband
- oorzakelijk verband (oorzaak/gevolg)
- middel/doel
- voorwaardelijk verband
- toegevend verband


Slide 6 - Slide

Mengvormen teksten
Niet elke tekst kun je benoemen als een uiteenzetting, een betoog of een beschouwing. Er bestaan ook mengvormen van tekstdoelen. Sommige teksten hebben meerdere doelen. Het gaat dan meestal om een combinatie van:
  • informeren en overtuigen;
  • overtuigen en activeren;
  • opiniëren en overtuigen;
  • activeren en opiniëren.

Slide 7 - Slide

Hoe bepaal je de mengvorm?
  1. Bedenk wat het belangrijkste doel is dat de schrijver heeft met de tekst: wil hij vermaken, je overtuigen of iets uitleggen?
  2. Controleer of de hoofdgedachte past bij de tekstsoort
  3. Stel vast welke elementen de schrijver nog meer gebruikt.

Bijvoorbeeld: de schrijver geeft veel informatie, maar zijn doel is overtuigen. De mengvorm is dan
betogende tekst met uiteenzettende elementen.

Slide 8 - Slide

Kritisch lezen
Betrouwbaarheid van teksten
klas 4 Nederlands

Slide 9 - Slide

Doel van de les
Hoe kun je uitzoeken of een tekst betrouwbaar is?
Je weet waarop je moet letten

Slide 10 - Slide

Hoe controleer jij of een tekst betrouwbaar is of niet?

Slide 11 - Open question

Betrouwbaarheid teksten
  • Deskundigheid auteur;
  • Datum van publicatie;
  • Actualiteit
  • Objectiviteit;
  • Taalgebruik;
  • Feiten of meningen;
  • Gebruik van bronnen.

Slide 12 - Slide

Betrouwbaarheid teksten
Bij betoog letten op correctheid van de argumentatie:
  • Is het standpunt duidelijk?
  • Worden mening en argumenten voldoende onderbouwd en met feiten?
  • Worden er tegenargumenten genoemd en weerlegd?
  • Is er sprake van een redeneerfout?

Slide 13 - Slide

Dekundigheid van de auteur

Slide 14 - Slide

Datum van publicatie
  • Hoe ouder, hoe onbetrouwbaarder
  • Geldt ook voor onderzoek, zeker als er al een nieuwer onderzoek is.

Slide 15 - Slide

Objectiviteit
  • Feiten en meningen
Voor- en nadelen
Wie is de schrijver? 
Heeft hij al een voorkeur?

Slide 16 - Slide

Feiten en meningen
  • Feiten: controleerbaar
  • Meningen: opvattingen, waarderende uitspraken


  • Een betrouwbaar artikel is
       gebaseerd op feiten

Slide 17 - Slide

Taalgebruik

Slide 18 - Slide

Gebruik van bronnen
  • Naar welke bronnen wordt er verwezen?
  • Zijn dat betrouwbare bronnen?

Sites die niets verkopen, feiten 
bevatten en waarin informatie staat 
die je op andere websites ook ziet, 
zijn vaak wel betrouwbaar.

Slide 19 - Slide

Rectificeren
Betrouwbare bronnen rectificeren bij fouten

Slide 20 - Slide

Aan de slag!

Slide 21 - Slide

Huiswerk

Neem NN-boek + leesboek mee. 

Dinsdag 11 oktober 16 mei: H2, P5 opdr. 1 en 2 af.

Slide 22 - Slide