Grammatica klas 2 vmbo - pv en o

 Grammatica - zinsontleding voor klas 2 Basis
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Grammatica - zinsontleding voor klas 2 Basis

Slide 1 - Slide

Grammatica

Slide 2 - Mind map

De vaste volgorde...
Persoonsvorm 
• Onderwerp 

• Werkwoordelijk gezegde




Slide 3 - Slide

Persoonsvorm - Onderstrepen

  •  Zet de zin in een andere tijd of verander de zin van enkelvoud naar meervoud. WW dat verandert is persoonsvorm.
  • Maak een vraagzin en de PV komt vooraan.
De leerlingen zitten (zaten / zit) luisterend in de klas.
De leerling zit luisteren in de klas.
Zit de leerling luisterend in de klas?

Slide 4 - Slide

De jongen belt de volgende dag het meisje.
(PV=?)
A
De jongen
B
het meisje
C
belt
D
de volgende dag

Slide 5 - Quiz

Op school hebben we een telefoonverbod.
(PV=?)
A
hebben
B
we
C
op school
D
een telefoonverbod

Slide 6 - Quiz

Onze schriften moesten wij ook afstaan aan onze docent.
(PV=?)
A
onze schriften
B
moesten
C
wij
D
afstaan

Slide 7 - Quiz

Aya en ik kopen elke dag een broodje in de kantine.
(PV=?)
A
Aya en ik
B
een broodje
C
in de kantine
D
kopen

Slide 8 - Quiz

Helaas had ik een aanrijding met de stoeprand niet kunnen voorkomen.
(Pv=?)
A
Helaas
B
had
C
een aanrijding
D
ik

Slide 9 - Quiz

Onderwerp 

  • Wie + PV? of  Wat + PV?     (wie of wat doet het in de zin?)
  • Onderwerp staat (bijna) altijd naast persoonsvorm ( ervoor of erachter.)
     
   Onderwerp          PV
De leerlingen / zitten / luisterend / in de klas.
(Vraag: wie zitten? antwoord=de leerlingen)

Slide 10 - Slide

Helaas had ik een aanrijding met de stoeprand niet kunnen voorkomen.
(Onderwerp=- Wie +PV?)
A
had
B
ik
C
helaas
D
een aanrijding

Slide 11 - Quiz

Helaas had ik een aanrijding met de stoeprand niet kunnen voorkomen.
(Persoonsvorm=?)
A
had
B
ik
C
helaas
D
een aanrijding

Slide 12 - Quiz

De leerlingen zitten in de klas.
(onderwerp=- Wie +PV?)
A
in de klas
B
de leerlingen
C
zitten

Slide 13 - Quiz

Ik heb haar de het nummer gegeven.
(pv=?)
A
het nummer
B
haar
C
ik
D
heb

Slide 14 - Quiz

Ik heb haar de het nummer gegeven.
(onderwerp= Wie+Pv?)
A
het nummer
B
haar
C
ik
D
heb

Slide 15 - Quiz

Zullen wij morgenavond naar de film gaan?
(Pv=?)
A
zullen
B
naar de film
C
morgenavond
D
wij

Slide 16 - Quiz

Zullen wij morgenavond naar de film gaan?
(onderwerp= Wie+PV?)
A
zullen
B
naar de film
C
morgenavond
D
wij

Slide 17 - Quiz

Ik had naar de film kunnen gaan?
(persoonsvorm=?)
A
had
B
kunnen gaan
C
had kunnen gaan
D
had kunnen

Slide 18 - Quiz

Ik had naar de film kunnen gaan?
(Onderwerp=?)
A
had
B
naar de film
C
had kunnen gaan
D
ik

Slide 19 - Quiz

Mijn rapport heb ik aan mijn ouders laten zien.
(Persoonsvorm=?)
A
heb
B
Mijn rapport
C
ik
D
mijn ouders

Slide 20 - Quiz

Mijn rapport heb ik aan mijn ouders laten zien.
(Onderwerp=?)
A
Mijn
B
Mijn rapport
C
ik
D
heb

Slide 21 - Quiz

Dus gebruik de vaste volgorde bij ontleden...
Persoonsvorm - Zet de zin in een andere tijd of verander het getal.                                                         (meervoud naar enkelvoud of andersom)

Onderwerp - Wie + PV of  Wat + PV?
                             - Het onderwerp staat (bijna) altijd naast de pv.
                        

Slide 22 - Slide

Als het goed is weet je nu de persoonsvorm en het onderwerp uit een zin te halen.

Slide 23 - Slide

Opdracht
Schrijf 5 losse zinnen op.
Zorg dat je let op de hoofdletters en leestekens.
Onderstreep de Persoonsvorm in elke zin.
Geef het onderwerp een kleur.



Slide 24 - Slide