This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 10 - DNA
Basisstof 7 - Biotechnologie Afsluiting
Slide 1 - Slide
Vandaag
Huiswerk bespreken (86, 88, 90)
Basisstof 7 afronden
Vragenlijstje invullen
Slide 2 - Slide
Wat is biotechnologie?
A
Aanbrengen van veranderingen in het genotype van organismen
B
Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor de mens te maken
C
Verzamelnaam voor alle technieken waarmee het DNA van van organismen wordt veranderd
D
Techniek die alle voedingsproducenten gebruiken
Slide 3 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van biotechnologie?
Slide 4 - Mind map
Sleep de begrippen naar de juiste omschrijving
Het aanbrengen van gewenste erfelijke eigenschappen bij organismen.
Verzamelnaam voor technieken om nieuwe erfelijke informatie aan te brengen in het DNA van organismen
De verzamelnaam van technieken waarbij men organismen gebruikt op producten voor de mens te maken
Een organisme dat genetisch gemodificeerd is noem je....
Genetische modificatie
Recombinant-DNA-technieken
Biotechnologie
Transgeen
Slide 5 - Drag question
Recombinant DNA-techniek
Menselijk gen
Plasmide
Plastide
Slide 6 - Drag question
Bij het modificeren van een plasmide moet je niet alleen knippen, maar ook plakken. Daarvoor is het belangrijk om maar 1 restrictie enzym voor beide DNA strengen te gebruiken. Waarom is dit belangrijk? Waarom kunnen het niet twee verschillende restrictie enzymen zijn?
Slide 7 - Open question
Om een bacterie menselijk groeihormoon te laten maken, zijn de volgende stappen nodig. Zet de stappen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Het groeihormoon-gen wordt uit het DNA van een mens geknipt.
De bacteriën en de plasmiden worden bij elkaar gebracht.
Het groeihormoon-gen wordt in de plasmide geplakt.
De bacteriën gaan menselijk groeihormoon produceren.
Een plasmide wordt opengeknipt.
De bacteriën nemen de plasmiden met het groeihormoon-gen op.
De genetische gemodificeerde bacteriën vermeerderen zich door deling.
Slide 8 - Drag question
Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA
Slide 9 - Quiz
coderen voor eiwitten die de celgroei en celdigfferentiatie stimuleren. Door een mutatie kan een proto-oncogen veranderen in een oncogen
genen die regelen dat de juiste genen op de juiste momenten tot expressie komen
gen dat info bevat voor een eiwit, die er voor zorgt dat een cel met te veel of onherstelbare DNA-schade overgaat tot celdood
de volledige set genen van een organisme inclusief niet-coderend DNA
het aan of uitzetten van een gen
het tot uiting komen van een gen
regulatorgen
proto-oncogen
tumorsuppressorgen
genoom
genregulatie
genexpressie
Slide 10 - Drag question
Wat van dit hoofdstuk is nog lastig? Denk aan basisstoffen, begrippen, opdrachten, binas tabellen, etc. Wat is nog fijn om te herhalen?