Present simple - het werkwoord do
Present Simple (de tegenwoordige tijd)
Wanneer gebruik je de present simple?
- als iets een feit is
- als iets een gewoonte is
- als iets regelmatig gebeurt
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1
This lesson contains 18 slides, with text slides.
Items in this lesson
Present Simple (de tegenwoordige tijd)
Wanneer gebruik je de present simple?
- als iets een feit is
- als iets een gewoonte is
- als iets regelmatig gebeurt
Slide 1 - Slide
Signaalwoorden present simple
Voorbeelden signaalwoorden present simple:
- always, never, sometimes, every & often.
Slide 2 - Slide
SHIT - regel
She/He/It + het hele werkwoord + s
vb:
He walks
She swims
It drinks
Slide 3 - Slide
Hoe maak je de present simple?
Bij I/ you/we/they gebruik je het hele werkwoord.
vb:
I walk
you swim
we drink
they talk
Slide 4 - Slide
Dus: hww. to be (am, is , are), can, should, will etc. daar kan je makkelijk zinnen vragend of ontkennend mee maken.
I am strong. —-> Am I strong? —-> I am not strong.
You can sing. —-> Can you sing? —-> You can not sing.
He is happy. —-> Is he happy? —-> He is not happy.
Slide 5 - Slide
Maak de onderstaande zinnen vragend en ontkennend.
I am tall. Tom is funny.
You are happy.
He can sing.
She should apologize.
It will rain.
Slide 6 - Slide
Zinnen vragend en ontkennend maken met hww. am, is, are, can, could, shall, should, will, may etc.
I can dance. You should listen.
He can dance. We could walk.
We are funny.
She is funny.
Slide 7 - Slide
Een bevestigende zin vragend of ontkennend maken in de tegenwoordige tijd
Let op:
Staan er geen hulpwerkwoorden in de zin (bv: am, is, are , can of could etc.) gebruik dan altijd het werkwoord do.
Slide 8 - Slide
Maar let op: WRONG!!!
He walks to school.
Walks he to school?
He walks not to school.
Dit zijn geen goede Engelse zinnen.
Door het ww ‘do’ te gebruiken.
Bij she/he/it --> does
Slide 9 - Slide
Let op!
In vragende en ontkennende zinnen met het ww. do gebruik je altijd het hele werkwoord.
Er komt dus geen s na het werkwoord, want die zit namelijk al in does en in doesn’t.
Foute zin: Does he walks to school?
Goede zin: Does he walk to school?
De letter s zit namelijk al in Does. De s maar 1x gebruiken.
Slide 10 - Slide
vb: vragende en onkennende zin
He walks to school.
- Does he walk to school?
- He doesn’t walk to school.
He kan vervangen worden door bijvoorbeeld Tom.
- Tom doesn’t walk to school.
Slide 11 - Slide
Ontkennende zinnen (zeg dat iets niet zo is) met het werkwoord do.
Eerst het onderwerp, daarna do not/does not (don’t/doesn’t) en als laatste het hele werkwoord.
vb:
They don’t walk to school.
Anna and Tom don’t walk to school.
Slide 12 - Slide
Maak de onderstaande zinnen vragend en ontkennend.
vb: I drink. Do I drink? I don’t drink.
- we cook.
- they sleep.
- he thinks.
- you read.
- Gino works. Does Gino work? Gino doesn't work.
- the dog eats. Does the dog eat? The dog does not eat.
Slide 13 - Slide
Vragende & ontkennende zinnen met het werkwoord do
Bij vragende zinnen krijg je eerst do/does, daarachter het onderwerp en als laatste het hele werkwoord.(+ rest vd zin).
bv: They walk to school.
- Do they walk to school?
Het onderwerp they zou vervangen kunnen worden door bijvoorbeeld Anna and Tom.
- Do Anna and Tom walk to school?
Slide 14 - Slide
DO / DOES
Slide 15 - Slide
Antwoorden
Do we cook? We don’t cook.
Do they sleep? They don’t sleep.
Does he think? He doesn’t think.
Do you read? You don’t read.
Does Gino work? Gino doesn’t work. Does the dog eat?
Slide 16 - Slide
Making questions:
- Met het werkwoord to do (do/does)
- Met WH- woorden (vraagwoorden): who/what/where/when/which/why/how
- met de hulpwerkwoorden: to be/ have (got)/ can/could/ will/would/ shall/should/ may etc.
