,

Schrijfvaardigheid hst 26 zinsverbanden

Nabespreken, les 25
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nabespreken, les 25

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hst 26 Zinsverbanden. Leerdoelen
Het benoemen en herkennen van het feit dat er meestal een verband bestaat tussen zinnen in een alinea

Verbindingswoorden leren en herkennen 

Slide 3 - Slide

Vandaag
Nabespreken les 25
Theorie les 26 (tekstverbanden)
Huiswerk voor vrijdag 

Slide 4 - Slide

Zinnen en verbindingswoorden
In een tekst zijn zinnen binnen een alinea nooit losse eenheden
Ze staan altijd in verband met elkaar (hebben te maken met elkaar, hebben een relatie met elkaar) 

Een verbindingswoord (of signaalwoord) geeft het karakter van het verband aan: welke vorm van connectie hebben de zinnen met elkaar?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Nog een vb: 

Een vergelijking kan worden aangegeven met 'evenals, eveneens, net als, alsof, hetzelfde is het geval'
Of een conclusie kan worden aangegeven met 'dus, dan ook, concluderen'



Slide 10 - Slide

Ander VB: 

Een voorwaarde kan worden aangegeven met 'als, indien, mits, tenzij, wanneer'

Een overzicht staat op blz. 106 DEZE MOET JE GEWOON UIT JE HOOFD GAAN LEREN!!

Slide 11 - Slide

Laten we even oefenen
Je mag het 'op gevoel doen' (oftewel nadenken of zelfs gokken) 
Maar je mag ook meekijken op blz. 106 

Slide 12 - Slide

Welk soort verband zie je in deze zin?
Het is glad buiten, daardoor kan het voor oude mensen gevaarlijk zijn.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 13 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik ging naar de bakker, alvorens ik naar de Albert Hein liep.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 14 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik houd van sneeuw, echter ik vind het ook wel een gedoe
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Hoewel ik het fijn vind dat ik niet hoef te fietsen, mis ik de leerlingen wel
A
tijd
B
toegeving
C
reden
D
tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Zij is straatvoetballer. Dit betekent dat ze geen competitie op het veld speelt.
A
verduidelijking
B
vergelijking
C
reden
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Welke woorden kunnen een opsomming aangeven?

Slide 18 - Mind map

Zie vraag 1b (blz. 107). "Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal." Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 19 - Open question

Zie vraag 1c (blz. 107). "Ik wil niet mee kamperen, tenzij er een zwembad op de camping is." Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 20 - Open question

Zie vraag 1e (blz. 107). "Al draagt een aap een gouden ring, het blijft een lelijk ding" Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 21 - Open question

Kies een verbindingswoord en verander eventueel de zinnen, zodat de zinnen duidelijker worden. Vraag 2a (blz. 107).

Slide 22 - Open question

Zinsverbanden aankondigen 
Een categoriserende aankondiging gebruik je om een verband aan te kondigen. Zie blz. 108. 

Een voorbeeld:
Er zijn meerdere redenen waarom ik niet naar buiten wil. Allereerst vind ik het te koud. Daarnaast ben ik bang om uit te glijden en bovendien heb ik geen zin om mijn been te breken. 

Slide 23 - Slide

Terugblik 
Tekstverbanden herkennen
Maak de opdrachten uit je boek

Slide 24 - Slide

Noem een paar signaalwoorden

Slide 25 - Mind map

 Vraag 13 van 13
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 26 - Drag question

Chronologisch 
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
Allereerst
Hoewel
Zoals
Ook
Ten tweede
Maar
Bijvoorbeeld
Intussen
Vervolgens
Ten slotte
daarentegen
Denk aan

Slide 27 - Drag question

Opsommend tekstverband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend tekstverband
Concluderend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzaak/gevolg

Slide 28 - Drag question

Huiswerk 
Goed lezen & leren hst 25 en 26

Schrijf eventuele vragen over zaken die je niet snapt op zodat je in de les om uitleg kunt vragen. 

Maken van hst 25 vraag 5 en 6 
Maken van hst 26 vraag 2, 3, 4, 6 en 7. 

Let op: in PTO-3 lijken vragen op de vragen die bij deze twee lessen horen

Slide 29 - Slide