Week 4 Europese Unie & Wisselkoersen

Programma
Theorie
maken week 4
HAVO traject: behandelen Paragraaf 5
Afsluiting
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Programma
Theorie
maken week 4
HAVO traject: behandelen Paragraaf 5
Afsluiting

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is een open economie?
A
dichte grenzen
B
open grenzen
C
helemaal geen grenzen
D
Afhankelijk van de import en de export

Slide 3 - Quiz

Import of export?
"Action" koopt producten uit China

A
Import
B
Export

Slide 4 - Quiz

a. Landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren hebben een ...... economie.
b. Nederland heeft een ...... economie
A
a. open b. open
B
a. gesloten b. gesloten
C
a. open b. gesloten
D
a. gesloten b. open

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 9 - Slide

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Welk voordeel hebben wij door het gebruik van de euro?
A
Alles is nu goedkoper.
B
We hoeven geen geld te wisselen als we binnen de EMU op vakantie gaan.
C
Je kunt nu in alle landen met de PIN betalen.
D
Nederland kan nu beter met alle landen handelen.

Slide 11 - Quiz

Waarom hebben nog niet alle landen in Europa de euro?
A
Er zijn niet genoeg euro's
B
Ze willen liever hun eigen munt houden
C
Ze voldoen niet aan de eisen
D
Er zijn te veel landen

Slide 12 - Quiz

Heb je een paspoort nodig om binnen de EU te reizen?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Wat is goedkoper voor Nederlandse bedrijven?
A
Handelen met een bedrijf in Italië, omdat je dan geen invoerrechten betaalt
B
Handelen met een bedrijf in de VS
C
Maakt niet uit. Het is allebei even duur

Slide 14 - Quiz

Wisselkoers
  • de prijs van de ene munt uitgedrukt in een andere munteenheid
  • bijvoorbeeld € 1 = $ 1,1263
  • nadelen:
  • wisselkoers kan veranderen
  • je betaald kosten voor het omwisselen
  • je moet altijd omrekenen
Vraag 13
Blz 191
Vraag 15
Blz 191
Vraag 3
Blz 210

Slide 15 - Slide

Even oefenen...
1. Een Japanner koopt in keukenhof een zakje bollen voor €5. Hoeveel betaald hij in Japanse Yen? (wisselkoers: € 1 = Yen 121,688)

2. Je koopt op vakantie in Amerika een t-shirt voor      $ 15. Hoeveel kost dit t-shirt in euro's als de wisselkoers € 1 = $ 1,1263 is?

Slide 16 - Slide

Antwoord

1.   5 x 121,688 = 608,44

2.  15 / 1,1263 = €13,32

Slide 17 - Slide

DUS:

Van Euro naar vreemde valuta: 

Eurobedrag x wisselkoers

Van Vreemde valuta naar Euro

Vreemde Valuta bedrag / wisselkoers

Slide 18 - Slide

Voor nu:
Maken week 4 & 5

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide