les 3

goedemiddag
A
hola
B
buenos días
C
buenas tardes
D
buenas noches
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

goedemiddag
A
hola
B
buenos días
C
buenas tardes
D
buenas noches

Slide 1 - Quiz

repetir = herhalen
De beste manier om iets te onthouden is door het te ...
HERHALEN 

Om een taal goed te leren is het belangrijk om onderscheid te maken tussen 'kennen' en 'kunnen'. 

Slide 2 - Slide

(her)kennen
In de 1ste les hebben we gezien dat we al een heleboel Spaanse woorden (her)kennen; 
sommige vóór het bekijken van de video, andere erna. 

Slide 3 - Slide

Kun je Spaans? 
Zeg de woorden hiernaast in het Spaans. 

Bedenk wat de reden is dat je het wel/niet kunt 
en 
wat je moet doen om Spaans te kunnen. 
de fiets 
de muziek
het concert 
de woestijn 
de eilanden
de machines 
de Verenigde Staten 
het Chinees restaurant
toeristische informatie
...

Slide 4 - Slide

reden: doen

Slide 5 - Open question

activiteit
Hoe meer activiteit in de hersenen, hoe meer je leert. 
Met de video van de 1ste les heb je zelf gemerkt dat de combinatie van tekst, beeld en klank helpen bij het begrijpen.

Slide 6 - Slide

Hoe kan dat?

Slide 7 - Open question

activiteit
De combinatie van tekst, beeld en klank activeert de communicatie tussen  verschillende hersengebieden. 
Zeg je de woorden ook nog na, dan ...

Slide 8 - Slide

Kun je dit ... 

Ik heet ... 
Ik kom uit Nederland. 
Ik ben ... jaar. 
Ik woon in ... 
Ik spreek Nederlands en Engels. 
in het Spaans?

  • Me llamo ...
  • Soy de Holanda. 
  • Tengo ... años. 
  • Vivo en ... 
  • Hablo holandés y inglés.

Slide 9 - Slide

Kun je deze vragen beantwoorden ...

Cómo te llamas?
De dónde eres?
Cuántos años tienes?
Dónde vives?
Qué idioma(s) hablas?
in het Spaans?


  • Me llamo ... 
  • Soy de ... 
  • Tengo ... años. 
  • Vivo en ... 
  • Hablo ...

Slide 10 - Slide

Wat is het meervoud van: el chico, la chica ?

Slide 11 - Open question

Wat is her meervoud van: el hotel, la ciudad ?

Slide 12 - Open question

Spaanse persoonlijke voornaamwoorden voor: ik, jij, hij, zij u

Slide 13 - Open question

Spaanse persoonlijke voornaamwoorden voor; wij, jullie, zij

Slide 14 - Open question

het werkwoord 'zijn' is in het Spaans
A
SER
B
TENER
C
HABLAR
D
ESCRIBIR

Slide 15 - Quiz

het werkwoord 'hebben' is in het Spaans
A
SER
B
ESCRIBIR
C
HABLAR
D
TENER

Slide 16 - Quiz

de vervoeging van het werkwoord 'zijn' is in het Spaans ...
A
soy, eres,es, somos, sois, son
B
tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen

Slide 17 - Quiz

de vervoeging van het werkwoord 'hebben' is in het Spaans ...
A
soy, eres,es, somos, sois, son
B
tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen
C
hablo, hablas, habla, hablamos, habláis, hablan
D
pago, pagas, paga, pagamos, pagáis, pagan

Slide 18 - Quiz

het werkwoord 'werken' is in het Spaans
A
SER
B
TENER
C
HABLAR
D
TRABAJAR

Slide 19 - Quiz

Het werkwoord 'kopen' is in het Spaans ...
A
HABLAR
B
ESTUDIAR
C
COMPRAR
D
PAGAR

Slide 20 - Quiz

herhaling: grammatica
belangrijke onderwerpen in hoofdstuk 1

mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
persoonlijke voornaamwoorden
het werkwoord SER (= zijn) vervoegen
het werkwoord TENER (= hebben vervoegen)
regelmatige werkwoorden die eindigen op -ar vervoegen

Slide 21 - Slide

mannelijke lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

el chico = de jongen
los chicos = de jongens

el hermano = de broer
los hermanos = de broers
vrouwelijke lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

la chica = het meisje
las chicas = de meisjes

la hermana = de zus
las hermanas = de zussen 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

persoonlijke voornaamwoorden
enkelvoud

ik 
jij 
hij 
zij 
u

pronombres personales
singular 


yo 
tú 
él 
ella 
usted

Slide 24 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden
meervoud

wij
jullie
zij
u


pronombres personales
plural


nosotros/nosotras
vosotros/vosotras
ellos/ellas
ustedes

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

het werkwoord ZIJN vervoegen
enkelvoud

ik ben 
jij bent 
hij is 
zij is 
u bent
het werkwoord SER vervoegen
enkelvoud

(yo) soy
(tú) eres 
(él) es
(ella) es
(usted) es

Slide 27 - Slide

het werkwoord ZIJN vervoegen
meervoud

wij zijn
jullie zijn
zij zijn
u bent
het werkwoord SER vervoegen
meervoud

(nosotros) somos
(vosotros) sois
(ellos) son
(ustedes) son

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

HEBBEN

ik heb
jij hebt
hij/zij/u heeft
wij hebben
jullie hebben 
zij hebben 

TENER

tengo
tienes 
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

SPREKEN

ik spreek 
jij spreekt 
hij/zij/u  spreekt 
wij spreken
jullie spreken 
zij spreken
HABLAR 

hablo 
hablas
habla 
hablamos 
habláis
hablan

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video