Les 6 - Voedingsleer

Voedingsleer - les 6
1 / 12
next
Slide 1: Slide
VoedingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Voedingsleer - les 6

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Week 1: Gezonde voeding
Week 2: Spijsverteringskanaal
Week 3: Bouw en de vertering van voedingsstoffen + allergenen, intoleraties en PDS
Week 4: Herhaling + toets deel 1 (donderdag vervalt de les)
Week 5: Koolhydraten (maandag vervalt de les)  (ALMELO: eiwitten)
Week 6: Koolhydraten  eiwitten en vocht (ALMELO Vocht en vet en vitamines)
Week 7: Vetten, vitaminen en mineralen  (ALMELO Vitamine en mineralen) (dinsdag ALMELO vervalt)
Week 8: Toets deel 2

2 toetsen + opdracht 'Hoe gezond eet ik?' = eindcijfer 

Slide 2 - Slide

Vermelden welke lessen uitvallen
Lesplanning
  • Korte terugblik vorige les
  • Voedingsstoffen
  • Poortader
  • Lever
  • Galblaas
  •  Alvleesklier

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt de opname van voedingsstoffen toelichten
  • Jij kunt de werking van de poortader toelichting
  • Jij kunt de functies en werking van de lever toelichten
  • Jij kunt de functies en werking van de galblaas toelichten
  • Jij kunt de functies en werking van de alvleesklier toelichten








Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Aan de slag!

  • Maak 5 groepjes van 5 personen
  • Ieder groepje maakt voor de aangewezen dia een eigen uitleg, denk hierbij aan de functie, de werking, welke problemen kunnen optreden.  
  • Na 25 minuten presenteert de groep de uitleg bij de bijbehordende dia
timer
25:00

Slide 6 - Slide

Maak bij de bijbehorende dia een logisch verhaal, let hierbij op de tekst en afbeeldingen die op de dia staan en denk bijvoorbeeld aan de functie, de werking en welke problemen er op kunnen treden.  De Lessonup staat in de ELO.  
Opname van voedingsstoffen
Resorptie

  • Tegen het concentratieverval in
Concentratie van stoffen in cellen hoger dan in de 
darmholte
  • Actief transport
  • Haarvaten in de darmvlokken
  • Poortader --> Lever

Slide 7 - Slide

De wand van de dunne darm bestaat, van buiten naar binnen uit drie lagen:      - een dubbele spierlaag, 
- een bindweefsellaag 
- een slijmvlieslaag.
Het slijmvlies van de dunne darm is sterk geplooid. Deze plooien hebben heel veel vingervormige uitsteekseltjes. Dit zijn de darmvlokken (villi). De darmvlokken zijn met het blote oog net zichtbaar en zijn ongeveer één millimeter lang. Door de plooien in het slijmvlies en de vingervormige darmvlokken is de oppervlakte van de dunne darm heel groot. Het totale oppervlak is ongeveer zo groot als een tennisveld (150-200m²). Deze grote oppervlakte is nodig voor een goede opname van voedingsstoffen door ons lichaam, via de wand van de dunne darm. Tussen de plooien en de darmvlokken liggen kleine klierbuisjes, die darmsap produceren.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Alvleesklier
  • Pancreassap producerende cellen (enzymen)
  • Eilandjes van Langerhans (hormonen)
             Productie glucagon en                 insuline

Slide 9 - Slide

De alvleesklier is een langgerekte, trosvormige klier. De medische naam voor alvleesklier is pancreas. De alvleesklier speelt onder andere een belangrijke rol bij de spijsvertering. Bij volwassen mensen is de alvleesklier ongeveer 12 tot 15 centimeter lang en 1 tot 3 centimeter dik. De alvleesklier ligt achterin de bovenbuik: de kop ligt in de bocht van de twaalfvingerige darm, terwijl de staart achter de maag langs schuin omhoog naar links gaat.
De alvleesklier heeft twee verschillende functies:
De endocriene functie, die een belangrijke rol speelt bij de suikerstofwisseling en het regelen van de bloedsuikerspiegel.
De exocriene functie, die een belangrijke rol speelt bij de spijsvertering.

In de alvleesklier zitten ook kleine klieren die onder andere het hormoon insuline produceren. Deze kliertjes heten de ‘Eilandjes van Langerhans’. Naast insuline produceren ze ook glucagon. De werking van glucagon is precies tegengesteld aan de werking van insuline.
De hormonen insuline en glucagon spelen een essentiële rol bij de suikerstofwisseling in ons lichaam. Zij zorgen ervoor dat het bloedsuikergehalte in evenwicht blijft. De alvleesklier reageert op de hoeveelheid suiker in het bloed. Als het suikergehalte, bijvoorbeeld na een maaltijd, stijgt dan maakt de alvleesklier meer insuline aan. Insuline stimuleert de lever en de spieren in ons lichaam om meer suiker (glucose) uit het bloed op te nemen. De lever en de spieren slaan glucose vervolgens op in de vorm van glycogeen. De suikerspiegel raakt daardoor weer in evenwicht.
Als de suikerspiegel te laag is, produceert de alvleesklier glucagon. Glucagon zorgt ervoor dat het opgeslagen glycogeen in spiercellen en levercellen, weer omgezet
Lever - functies:

Bloedvatensysteem
Galgangensysteem

Slide 10 - Slide

De lever is een groot en massief orgaan. De lever van een volwassen persoon weegt ongeveer anderhalve kilo. 

In de lever bevinden zicht twee afzonderlijke systemen, die erg belangrijk zijn voor de functies van de lever:

 Het bloedvatsysteem In de lever bevinden zich heel veel bloedvaten. Iedere minuut stroomt er ongeveer anderhalve liter bloed door de lever. Eén van de belangrijkste bloedvaten is de poortader. Via de poortader stroomt het bloed de lever in. Dit bloed is afkomstig van de bloedvaten in het darmstelsel en de milt. Dit bloed is daardoor rijk aan voedingsstoffen, die via de darmwand in het bloed zijn opgenomen. De lever zal de voedingsstoffen vervolgens opnemen, omzetten, bewaren en/of weer afgeven aan het bloedvatsysteem.

 Het galgangsysteem De lever produceert gal. In de lever bevinden zich vele galkanaaltjes, die samenkomen in de grotere galwegen buiten de lever. Galvloeistof wordt via dit galgangsysteem afgevoerd uit de lever, naar de galblaas. De galblaas slaat de galvloeistof op en dikt de vloeistof iets in. Vanuit de galblaas wordt de galvloeistof richting dunne darm getransporteerd. In de dunne darm speelt de galvloeistof een belangrijke rol bij de vetvertering.
De lever is één van de belangrijkste organen in ons lichaam. Het is ook een bijzonder orgaan, doordat de lever een groot herstellend vermogen heeft. Wanneer een deel van de lever operatief wordt verwijderd, kan het resterende deel van de lever aangroeien en uitgroeien tot een volwaardige lever. Een voorwaarde is wel dat het achterblijvende deel van de lever gezond is.
Daarnaast heeft de lever ook een grote reservecapaciteit. Dit betekent dat de lever zijn functies ook nog goed kan uitoefenen, als een deel van de lever niet meer (optimaal) functioneert. Dit heeft voor- en nadelen. Leverziektes veroorzaken bijvoorbeeld vaak pas klachten, wanneer een groot deel van de lever al is aangedaan. Hierdoor worden leverziektes soms pas ontdekt als de ziekte al vergevorderd is.
Galblaas
  •  galvloeistof (gal)
  •  lever  -->galwegen--> galblaas 
  • indikken galvloeistof
  • Vetdeeltjes in de maag en dunne darm, een seintje naar de galblaas, deze zal dan samentrekken 
  • Opslagorgaan

Slide 11 - Slide

Vanuit de galblaas wordt de galvloeistof richting dunne darm getransporteerd. In de dunne darm speelt de galvloeistof een belangrijke rol bij de vetvertering.

De galblaas is een opslag orgaan voor gal. deze krijgt een seintje van de duodenum wanneer er vet aanwezig. hierdoor trekt de galblaas samen waardoor het gal uit de galblaas geperst wordt en in de duodenum terecht komt
Leerdoelen
  • Je kunt de opname van voedingsstoffen toelichten
  • Jij kunt de werking van de poortader toelichting
  • Jij kunt de functies en werking van de lever toelichten
  • Jij kunt de functies en werking van de galblaas toelichten
  • Jij kunt de functies en werking van de alvleesklier toelichten




Slide 12 - Slide

This item has no instructions