Spelling blok 4 basis 2

Spelling blok 4
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling blok 4

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

- Uitleg van de theorie 
- Verwerkingsopdrachten
- Werken aan de opdrachten
- Terugblik 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les: 
- kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen;
- kun je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen;
- kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken.

Slide 3 - Slide

Uitleg theorie:

Slide 4 - Slide

Meervoud van een zelfstandig naamwoord
Hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord moet schrijven, kun je horen als je het uitspreekt. 
Voorbeeld:
- winter -> winter
- sneeuwvlokje -> sneeuwvlokje
- wolk -> wolken
- muts -> mutsen 

Slide 5 - Slide

Je kunt het niet altijd horen!
Regels voor spelling meervoud + voorbeelden 

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ee, dan schrijf je -ën 

Slee -> sleeën 

Slide 6 - Slide

Wat is het meervoud van -ree
A
reën
B
reeën
C
reeen

Slide 7 - Quiz

Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je -'s 

mama -> mama's 
kassa -> kassa's 

Slide 8 - Slide

Wat is het meervoud van taxi?
A
Taxi's
B
Taxis

Slide 9 - Quiz

Je schrijft ook -'s bij woorden die eindigen op y na een medeklinker. 

panty -> panty's 

Slide 10 - Slide

Bij sommige zelfstandige naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft.

s -> z (muis -> muizen)
f -> v (raaf -> raven)

Slide 11 - Slide

Bij sommige zelfstandige naamwoorden moet je een klinker weghalen of een medeklinker erbij zetten. 

oog -> ogen
bril -> brillen 

Slide 12 - Slide

Wat is de juiste meervoud van -vlag?
A
Vlagen
B
Vlaggen

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste meervoud van -kraan?
A
Kranen
B
Kraanen

Slide 14 - Quiz

Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud dat niet volgens de regels gaat. Vaak hoor je hoe je het meervoud moet spellen.

Lid -> leden
Bedrag -> bedragen 

Slide 15 - Slide

Van sommige woorden bestaat er alleen maar een enkelvoud of meervoud. 

Rijst 
Fruit
Onweer
Hersenen 

Slide 16 - Slide

Welke is juist?
A
Afvalbaken
B
Afvalbakken

Slide 17 - Quiz

Welke is juist?

A
Calorieën
B
Caloriën

Slide 18 - Quiz

Welke is juist?
A
Zeeën
B
Zee-en
C
Zeën
D
Zees

Slide 19 - Quiz

Welke is juist?
A
Felicitaties
B
Felicitatie's

Slide 20 - Quiz

Welke is juist?
A
Piepkuiken's
B
Piepkuikens

Slide 21 - Quiz

Spel een apostrof bij:
Een afkorting met een verkleinwoord of -er erachter
Voorbeelden:
A4'tje 
CDA'er 

Slide 22 - Slide

Het meervoud van afkortingen -> tv's
Het meervoud van woorden op een -y -> panty's
Namen die eindigen op een lange klinker of y, als je bezit wilt aangeven -> Ada's boek, Eddy's jas 
Namen die eindigen op een s-klank, als je bezit wilt aangeven -> Kees' pen, Jens' schrift 
Woorden en getallen waarvan je een gedeelte weglaat -> 's morgens (des morgens), 't huis (het huis)

Slide 23 - Slide

Welke vorm is juist?
A
Ada's boek
B
Adas boek

Slide 24 - Quiz

Welke vorm is juist?
A
Kees's pen
B
Kees' pen

Slide 25 - Quiz

Welke vorm is juist?
A
s morgens
B
's morgens
C
s' morgens

Slide 26 - Quiz

Weglatingsstreepje 
Soms kun je een deel van een woord weglaten, terwijl de betekenis gelijk blijft. Je moet dan wel een weglatingsstreepje gebruiken: -, in plaats van het woorddeel dat je weglaat.
Voorbeeld:
Kerstballen en -bomen (kerstballen en kerstbomen)
geur- en kleurloos (geurloos en kleurloos)
in- en uitgang (ingang en uitgang)

Slide 27 - Slide

Je mag een deel van het woord alleen weghalen, als dit twee keer precies hetzelfde betekent!
voorbeelden:
schildersezel en woudezel (niet: schilders- en woudezel, want ezel betekent hier twee verschillende dingen)
vervoer en koeienvoer (niet: ver- en koeienvoer, want voer betekent hier twee verschillende dingen)

Slide 28 - Slide

Je gebruikt geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat. 

voorbeeld:
oude en nieuwe kleren (niet: oude- en nieuwe kleren),
mooie jurk en schoenen (niet: mooie jurk en -schoenen).

Slide 29 - Slide

Welke is goed?
A
geur- en kleurloos
B
geur- en kleur- loos

Slide 30 - Quiz

Welke is goed?
A
Oude en nieuwe kleren
B
oude- en nieuwe kleren

Slide 31 - Quiz

Afbreekteken 

De meeste woorden bestaan uit twee of meer lettergrepen. Als een woord niet helemaal op de regel past, kun je het afbreken tussen twee lettergrepen. Dan zet je daar een afbreekteken tussen. 

Slide 32 - Slide

Let op de volgende regels:
Breek samenstellingen af tussen de twee delen van de samenstelling:
kenteken-plaat (en niet: ken-tekenplaat);
was-machine (en niet: wasma-chine).
Zorg ervoor dat het woord niet verkeerd gelezen kan worden:
bom-melding (en niet: bommel-ding);
in-geving (en niet: inge-ving).

Slide 33 - Slide

Gebruik geen afbreekteken voor of na één letter:
over-weg (en niet: o-verweg);
apo-strof (en niet: a-postrof).

Schrijf geen apostrof voor een afbreekteken:
pony-tje (en niet: pony’-tje);
baby-tje (en niet: baby’-tje).

Slide 34 - Slide

Schrijf geen extra klinker in verkleinwoorden:
radio-tje (en niet: radioo-tje);
sla-tje (en niet: slaa-tje).

Zorg ervoor dat het woord niet verkeerd gelezen kan worden:
bom-melding (en niet: bommel-ding);
in-geving (en niet: inge-ving).

Slide 35 - Slide

Voorbeelden:
Huisdeur -> huis-deur
Bakfiets -> bak-fiets 
Kentekenplaat -> kenteken-plaat
Wasmachine -> was-machine 

Slide 36 - Slide

Welke afbreking is goed?
A
bom-melding
B
bommel-ding

Slide 37 - Quiz

Welke afbreking is goed?
A
plaats-en
B
plaat-sen

Slide 38 - Quiz

Welke afbreking is goed?
A
cir-cus
B
circ-us

Slide 39 - Quiz

Welke afbreking is goed?
A
vin-ger
B
ving-er

Slide 40 - Quiz

Verwerkingsopdrachten 

Slide 41 - Slide

Werken aan de opdrachten!
Wat?: spelling blok 4
Hoe?: zelfstandig 
Hulp?: overleg met klasgenoot en anders de docent
Tijd?: de rest van de les 
Uitkomst?: spelling blok 4 af!
Klaar?: lezen, er staan boeken in Volution. 

Slide 42 - Slide

Terugblik 

Slide 43 - Slide

Kan je het meervoud altijd horen?
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quiz

Als een woord niet helemaal op de regel past, kun je het afbreken tussen twee lettergrepen.
A
Ja
B
Nee

Slide 45 - Quiz