Grammatica Amalia 04/05

Moeilijke woorden op - teit
Activiteit= iets wat je kan doen
Majesteit= koning, aanspreektitel
Kwaliteit: hoe goed je werk is


Samenstelling= een woord die bestaat, nog een woord die bestaat. Samen maken ze een nieuw woord die ook bestaat.

Voorbeeld: hand + doek= handdoek

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Moeilijke woorden op - teit
Activiteit= iets wat je kan doen
Majesteit= koning, aanspreektitel
Kwaliteit: hoe goed je werk is


Samenstelling= een woord die bestaat, nog een woord die bestaat. Samen maken ze een nieuw woord die ook bestaat.

Voorbeeld: hand + doek= handdoek

Slide 1 - Slide

Woorden op b en th
Woorden met 'th'
Ik hoor th, ik schrijf t

Woorden met b als p
Ik hoor p op het einde van een woord. Ik schrijf 'b'

Slide 2 - Slide

Woorden met au(w), ou(w)
Ik hoor 'ou', maar schrijf soms 'au'. Denk maar aan het au - lied van Laura!

Slide 3 - Slide

Moeilijke woorden met au













Automobilist= wie met de auto rijdt
Wenkbrauw=
Misdaad= iets wat je verkeerd doet, het breken van de wet waardoor je straf krijgt
Dauw= waterdamp uit de lucht die op voorwerpen komt

Automatisch= wat vanzelf gaat
Sjouwen= trekken, sleuren met materiaal
Vereenvoudigen= simpeler, eenvoudiger maken (niet meer zo moeilijk) 
Ouderwets= niet meer modern, oud, niet meer van deze tijd 
 
wenkbrauw

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Woorden met een trema en koppelteken
Trema schrijven om woord correct uit te spreken, bv. Azie --> Azië (klemtoon ligt op laatste 'e')

Koppelteken:twee woorddelen met elkaar verbinden - klinkerbotsing, aardrijkskundig woord, ...

Slide 6 - Slide

Afkortingen en apostrof
Hoofdletter: begin van een zin, aardrijkskundige namen, ...

Meervoud: woord met klinker op het einde , bv. Eskimo - Eskimo's = + 's

Apostrof woorden oud - Nederlands, bv. des avonds - 's avonds

Koppelteken: klinkerbotsing, ...

Slide 7 - Slide

Afkortingen

Veel gebruikte woorden worden soms afgekort.
Je schrijft het woord kort, maar je zegt het wel voluit.

Ik ben op bladzijde 14.
Ik ben op blz. 14.
Andere voorbeelden: circa (ca.), onder andere (o.a.), ...


Afkortingen zonder punt.

1) Maateenheden

meter - m
centimeter - cm
kilogram - kg
hoogte - h
hectare - ha

2) Dagen worden zonder hoofdletter en punt afgekort, bv. ma, di, woe, …
bijvoeglijk naamwoord bijv. nw.
circa (ongeveer) ca.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Woorden met voor - en achtervoegsel
Loos= zonder
Baar= wel
Ling= enkel
Baar= bruikbaar, beweegbaar
Zaam= bruikbaar
Op ie/ië --> isch

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Verleden tijd
1) Met klankverandering: de klank verandert. Voorbeeld: ik loop - ik liep, ik kijk - ik keek, ...
2) Zonder klankverandering
- 't Kofschip: + te (n)
- Anders: + de (n)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Passende vorm van het woord
Meervoud= + en/+s
Verkleinwoord, bv. kleine aapjes (+ je, tje, pje)

Bij bijvoeglijk naamwoord + e, bv. een mooie fiets

Slide 14 - Slide

Meervoud= + en/+s
Verkleinwoord, bv. kleine aapjes (+ je, tje, pje)

Bij bijvoeglijk naamwoord + e, bv. een mooie fiets

Slide 15 - Slide