This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Wat bedoelt een moeder die tegen haar kind zegt 'moet dat soms kapot?'
A
Ga je gang, maak het maar kapot
B
Doe eens voorzichtig met dat speelgoed
C
Waarom probeer je dat kapot te maken?
D
Dan help ik je wel even met kapot maken
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Welke zinnen bevatten ironie?
A
Jippie! Vandaag gaat de les over ironie.
B
Denk je echt dat je met dat cijfer overgaat?
C
Nou, het is me wat moois.
D
Vandaag gaat de les over tekstsoorten
Slide 10 - Quiz
Welke zin is ironisch bedoeld? "Ah, ik zie het al. Hij denkt dat ik een andere printer gebruik. Nee, lieve laptop, die heb ik al vijf jaar geleden weggegooid, hoe zou ik dáár nou iets mee willen? Printermenu... selecteer printer.. huppakee.. druk af. "
Slide 11 - Open question
Als het goed is
Weet je nu dat een retorische vraag een vraag is waar je geen antwoord wordt verwacht en dat het meer een mededeling is.
En weet je dat ironie een lichte vorm van spot is, en dat vaak het tegenovergestelde bedoeld wordt van wat gezegd wordt