22/4 grammatica. dubbel verbonden. bepaling en voorzetselvoorwerp 2v

  1. Telefoon in de tas en snel gaan zitten.
  2. In stilte pak je je iPad en log in op de LessonUP.
  3. Draai je iPad om.
  4. Pak dan je lesboek, schrift, leesboek en  etui.
  5. Ga lezen.
timer
20:00
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

  1. Telefoon in de tas en snel gaan zitten.
  2. In stilte pak je je iPad en log in op de LessonUP.
  3. Draai je iPad om.
  4. Pak dan je lesboek, schrift, leesboek en  etui.
  5. Ga lezen.
timer
20:00

Slide 1 - Slide

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen
Dubbelverbonden bepaling en voorzetsel voorwerp

Slide 2 - Slide

Planning
  • Korte activiteit (les 1)
  • Lezen (les 2, al gedaan)
  • Instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Slide

Hoe ver kan een hond het bos inrennen?

Slide 5 - Open question

Wat kan de hele wereld rond gaan, maar blijft altijd in een hoekje?

Slide 6 - Open question

Welke salade helpt het beste tegen jeuk?

Slide 7 - Open question

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  •  weet je wat een voorzetselvoorwerp is en hoe je die kan herkennen en benoemen in een zin.
  • weet je wat een dubbelverbonden bepaling is en hoe je die kan herkennen en benoemen in een zin.


Slide 8 - Slide

Nieuwe lesstof

Slide 9 - Slide

Dubbelverbonden bepaling (dvb)

Bij het leren van de klassieke talen is kennis van de dubbelverbonden bepaling (ook ‘bepaling van gesteldheid’ genoemd) onmisbaar. De dubbelverbonden bepaling lijkt op de bijwoordelijke bepaling, en hij wordt er ook vaak toe gerekend. Er is echter een verschil. De dubbelverbonden bepaling zegt iets over het gezegde én iets over een ander zinsdeel, namelijk het lijdend voorwerp of het onderwerp. Deze bepaling is dus met twee zinsdelen (dubbel) verbonden.

  • Hij slaagde als enige voor dat examen.
  • De leraar vond Lynn erg ijverig.
  • Rosanne noemt haar konijn Witje.
  • De spullen liggen opgeruimd op zijn bureau.
  • Zegevierend trok Julius Ceasar Rome binnen.
  • Uitgedaagd door zijn broer trok Romulus zijn zwaard.

Slide 10 - Slide

Voorzetselvoorwerp: vul aan
denken....
houden...
omgaan...
het oog laten vallen...
bezorgd zijn...
blij zijn...

Slide 11 - Slide

Voorzetselvoorwerp (vzv)

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel: trots zijn op, denken aan. Zie paragraaf 2.3 ‘Grammatica: woordsoorten - Voorzetsel, bijwoord, voegwoord’. Een zinsdeel dat met zo’n voorzetsel begint, heet een voorzetselvoorwerp (vzv).

Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bijwoordelijke bepaling. Er zijn twee verschillen:
  • Een voorzetsel vormt een vaste combinatie met het werkwoord.
  • Het voorzetselvoorwerp begint met een figuurlijk gebruikt voorzetsel.

Slide 12 - Slide

Voorzetselvoorwerp (vzv)


Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bijwoordelijke bepaling. Er zijn twee verschillen:
  • Een voorzetsel vormt een vaste combinatie met het werkwoord.
  • Het voorzetselvoorwerp begint met een figuurlijk gebruikt voorzetsel.

Ik heb geen zin meer in die soep.
vzv: in is hier figuurlijk gebruikt
Er zit veel vermicelli in die soep.
bwb: in is hier letterlijk gebruikt
Hij abonneert zich op de Donald Duck.
vzv: op is hier figuurlijk gebruikt
Uiteindelijk lag zijn sleutelbos op de Donald Duck die hij zojuist had gelezen.
bwb: op is hier letterlijk gebruikt

Slide 13 - Slide

Bedenk een zin met een voorzetselvoorwerp.

Slide 14 - Open question

Hij speelt graag met Lego.
Voorzetsel-
voorwerp
Onderwerp
Gezegde
Bijwoordelijke 
bepaling
Hij
speelt
graag
met Lego

Slide 15 - Drag question

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt IN STILTE en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Paragraaf 2.5, deel 1 opdracht 12 t/m 15 (16 online)
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 16 - Slide

Dubbelverbonden bepaling
De dubbelverbonden bepaling geeft informatie over het onderwerp of het lijdend voorwerp van de zin én geeft meer informatie over datgene wat het gezegde van de zin uitdrukt 

Het zegt iets over de gesteldheid van het naamwoord. Dat kan een zelfstandig naamwoord zijn of persoonlijk/bezittelijk voornaamwoord enz.

  • De vaas is stuk -> Stuk zegt iets over de gesteldheid van de vaas (zelfstandig naamwoord)
  • Lachend vertelde ze een mop -> Lachend zegt iets over de gesteldheid van ‘ze’ en ‘ze’ is een pers.vnw
  • Lola lag de hele nacht klaarwakker in bed -> Klaarwakker zegt iets over Lola (zelfstandig naamwoord) 


Slide 17 - Slide

Dubbelverbonden bepaling
Het zegt dus wat een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord doet of is. 

  • De leraar kwam vrolijk binnen.
  • De pasta smaakt heerlijk.
  • Klagend over de hoeveelheid huiswerk verlieten de leerlingen het lokaal.

  1. De bepaling van gesteldheid tijdens de handeling
  2. De bepaling van gesteldheid volgens de handeling
  3. De bepaling van gesteldheid als gevolg van de handeling

Slide 18 - Slide

Dubbelverbonden bepaling
De dubbelverbonden bepaling tijdens de handeling  zegt iets over de ‘staat waarin’  (gesteldheid waarmee) een onderwerp of een voorwerp iets doet of iets is. 
  • Ik zag de hond blaffend de hoek om komen
  • Ze hebben de gewonde zwaar bloedend naar binnen gedragen.

De dubbelverbonden bepaling volgens de handeling beschrijft een ‘gesteldheid’ (toestand, staat) van het onderwerp of voorwerp van de zin. Het gaat in veel gevallen om een oordeel of waardering.
  • De taart smaakt geweldig
  • Sam vond de film erg spannend

De dubbelverbonden bepaling als gevolg van de handeling geeft het resultaat van de beschreven handeling aan.
  • Zij liep haar schoenen stuk.
  • Het bord viel in scherven.

Slide 19 - Slide

Tijdens de handeling. 
 Vrolijk kwam hij binnen.
 Hongerig staarde hij naar de broodjes.
Als gevolg van de handeling. 
 Hij verfde het hek groen.
 Hij spoot zijn auto rood.
Volgens de handeling (drukt een mening uit)
 Ik vind hem aardig.
 Die taart smaakt goed!
 Ik beschouw hem als een goed mens.

Tijdens de handeling:

bijvoorbeeld:
                                              SD
Hongerig | kwam | ik | thuis.
_________D ======  __O ;;;;;;;;;;;;;;

 Zij | lag | wakker | in bed.
_O    ===   _______D  ______B
Dubbelverbonden bepaling: _______D

Slide 20 - Slide

Tijdens de handeling. 
 Vrolijk kwam hij binnen.
 Hongerig staarde hij naar de broodjes.
Als gevolg van de handeling. 
 Hij verfde het hek groen.
 Hij spoot zijn auto rood.
Volgens de handeling (drukt een mening uit)
 Ik vind hem aardig.
 Die taart smaakt goed!
 Ik beschouw hem als een goed mens.

Volgens de handeling:
het gezegde drukt een oordeel/mening uit.

bijvoorbeeld:

Ik | vind | jou | aardig. 
_O ====   ____L ______D
Dubbelverbonden bepaling: _______D

Slide 21 - Slide

Tijdens de handeling. 
 Vrolijk kwam hij binnen.
 Hongerig staarde hij naar de broodjes.
Als gevolg van de handeling. 
 Hij verfde het hek groen.
 Hij spoot zijn auto rood.
Volgens de handeling (drukt een mening uit)
 Ik vind hem aardig.
 Die taart smaakt goed!
 Ik beschouw hem als een goed mens.

Als gevolg van de handeling: 
drukt het resultaat van de handeling uit. 

bijvoorbeeld:

Hij | verft | het hek | groen.
__O  ====    _______L   ______D
De vergadering | benoemde | haar | tot voorzitter.
______________O     =========     ____L  ______________D
Dubbelverbonden bepaling: _______D

Slide 22 - Slide

Tijdens de handeling. 
 Vrolijk kwam hij binnen.
 Hongerig staarde hij naar de broodjes.
Als gevolg van de handeling. 
 Hij verfde het hek groen.
 Hij spoot zijn auto rood.
Volgens de handeling (drukt een mening uit)
 Ik vind hem aardig.
 Die taart smaakt goed!
 Ik beschouw hem als een goed mens.

Tijdens de handeling.
 Vrolijk kwam hij binnen.
 Hongerig staarde hij naar de broodjes.

Als gevolg van de handeling (resultaat).
 Hij verfde het hek groen.
 Hij spoot zijn auto rood.

Volgens de handeling (drukt een mening uit)
 Ik vind hem aardig.
Dubbelverbonden bepaling

Slide 23 - Slide

Dubbelverbonden bepaling
Stel de vraag: Hoe + gezegde + onderwerp / lijdend voorwerp?
Controleer dan of het antwoord iets zegt over zowel het gezegde als over het onderwerp of lijdend voorwerp. 





Slide 24 - Slide

Dus...
De dubbelverbonden bepaling ‘vervangt’ een naamwoordelijk deel / toestand in een zin met een werkwoordelijk gezegde.

Zegt iets over het gezegde + het OND óf het LV  (Hoe + gz + O/LV?
 
 
Indeling in drie types: 
  • Tijdens de handeling 
  • Als gevolg van de handeling (gevolg) 
  • Volgens de handeling (oordeel, volgens iemand)





Slide 25 - Slide

Wat is de dubbelverbonden bepaling?
Verwonderd keek Jens naar het meisje.

Slide 26 - Open question

Wat is de dubbelverbonden bepaling?
Mijn vader ging fanatiek te keer tijdens mijn voetbalwedstrijd.

Slide 27 - Open question

Wat is het verschil tussen deze zinnen?
1. Mijn paard is ziek.
2. Mijn paard staat ziek in de wei.

Slide 28 - Open question

De partijleider verscheen smalend lachend voor de camera.

Hoe + gezegde + onderwerp / lijdend voorwerp?
Wat is de dubbelverbonden bepaling?

Slide 29 - Open question

Tim verft zijn haren groen.

Hoe + gezegde + onderwerp / lijdend voorwerp?
Wat is de dubbelverbonden bepaling?

Slide 30 - Open question

Als kind speelde hij graag toneel.

Hoe + gezegde + onderwerp / lijdend voorwerp?
Wat is de dubbelverbonden bepaling?

Slide 31 - Open question

Voorzetsel voorwerp
Wanneer een werkwoord vast verbonden is met een voorzetsel is er sprake van een voorzetselvoorwerp (vzv).
 --> Een voorzetselvoorwerp is een voorzetsel dat dus bij een werkwoord hoort.
  • wachten op
  • denken aan
  • spelen met
  • herinneren aan
  • zorgen voor
  • geloven in

  • kijken naar
  • zich verheugen op


Slide 32 - Slide

Voorzetsel voorwerp
wachten op  
  • Hij wacht op zijn oude en lieve oma. (vzv)

denken aan
  • Zij denkt aan de mooie aantrekkelijke jongen. (vzv)

Slide 33 - Slide

Uitzondering
Bijvoorbeeld wachten op het perron
  • Hier is op het perron geen voorzetselvoorwerp.

Het is geen voorzetselvoorwerp, omdat het over een plek gaat. Je kunt ook wachten naast het perron, achter het perron of boven het perron.

Slide 34 - Slide

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met zo'n vast voorzetsel
Maar let op!




Hij | wacht | op het perron. 
_O  =====    ______________B

Hij | wacht | op zijn vriendin. 
_O =====      _____________V
Dit is letterlijk: 
geeft een plaats aan (bepaling).
Dit is niet letterlijk: 
je hebt het voorzetsel écht nodig.

Slide 35 - Slide

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met zo'n vast voorzetsel
Let op!
Als worden of zijn als HWW worden gebruikt, is het zinsdeel met 'door' nooit voorzetselvoorwerp.




                    HWW                           ZWW
De deur | wordt | door Pietje | geschilderd.
_______O   ====    _________B    ;;;;;;;;;;;;;;;;;

Slide 36 - Slide

VV of BWB
Deze jongen staat werkelijk voor niets. (voor niets = vv)
De genodigden stonden voor een gesloten deur. (voor een gesloten deur = plaats = bwb)
Zij hingen aan zijn lippen. (aan zijn lippen = vv)
De jas hangt aan de kapstok. (aan de kapstok = plaats =  bwb)
Zij heeft veel plezier in haar nieuwe baan. (in haar nieuwe baan = vv)
Zij werkt heel vaak in de mediatheek. (in de mediatheek = plaats = bwb)
Zij wacht op haar vriendinnen. (op haar vriendinnen = vv)
Hij wacht op het schoolplein. (op het schoolplein = plaats = bwb)

Slide 37 - Slide

Volgens de Citotoest is hij geschikt voor het atheneum.
Voorzetsel-
voorwerp
Onderwerp
Gezegde
Bijwoordelijke 
bepaling
Volgens de Citotoets
is geschikt
hij
voor het atheneum

Slide 38 - Drag question

Op het besluit van de commissie wilde de woordvoerder niet vooruitlopen. 
Voorzetsel-
voorwerp
Onderwerp
Gezegde
Bijwoordelijke 
bepaling
de 
woordvoerder
wilde vooruitlopen
Niet
op het besluit
van de commissie

Slide 39 - Drag question

Ontleed onderstaande zin:

Ik ben erg nieuwsgierig naar de uitslag van Wie is de Mol.


Slide 40 - Open question

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt IN STILTE en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Paragraaf 2.5, deel 1 opdracht 12 t/m 15 (16 online)
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 41 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  •  weet je wat een voorzetselvoorwerp is en hoe je die kan herkennen en benoemen in een zin.
  • weet je wat een dubbelverbonden bepaling is en hoe je die kan herkennen en benoemen in een zin.


Slide 42 - Slide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 43 - Open question

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 44 - Open question