H4 Lezen - 4 november 2022 - tekstverbanden en signaalwoorden

Lesdoel

Het zien en herkennen van tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel

Het zien en herkennen van tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

- Theorie: tekstverbanden en signaalwoorden
- Maken en bespreken opdracht 2 - blz. 104
- Maken vragen LessonUp
- Lezen in leesboek

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een 'tekstverband'.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Tekstverbanden

  • chronologisch tekstverband
  • opsommend tekstverband
  • tegenstellend tekstverband
  • toelichtend verband

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Antwoorden opdracht 2 blz. 104
1. kijkcijfers (van televisieprogramma’s)
2. Eigen antwoord


Slide 10 - Slide

Vervolg antwoorden opdracht 2 blz. 104
4. B De groep ziet er net zo uit als de Nederlandse bevolking; hij is alleen kleiner.
5. 


 

Slide 11 - Slide

Vervolg antwoorden opdracht 2 blz. 104
6. De kijkmeter weet wel precies waar de tv’s in een huishouden op staan afgesteld. ↔ De kijkmeter weet niet of er één of meerdere gezinsleden naar de tv’s kijken en wie dat zijn. 
7. Als kijkers de uitzending later dan binnen zes dagen terugkijken, hebben ze de uitzending wel gezien, maar worden ze niet meegeteld bij de kijkcijfers. Dus dan kloppen de kijkcijfers toch niet helemaal.

Slide 12 - Slide

Vervolg antwoorden opdracht 2 blz. 104
8. Bijvoorbeeld: 
alinea 2: Panel 
alinea 3: Representatief 
alinea 4: Kijkmeter 
alinea 5: Afstandsbediening 
alinea 6: Groep 
alinea 7: Voorlopig 

Slide 13 - Slide

Zelf aan de slag...

 Maak de vragen in deze LessonUp van:
H4 Lezen - 4 november 2022 - tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 14 - Slide

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tekstverband met een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 16 - Quiz

'Toch'
is een signaalwoord voor een
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
toelichting

Slide 17 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichtend tekstverband?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 19 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst is:
A
één woord of een paar woorden die aangeven waar de tekst over gaat
B
de mening van een lezer over de tekst
C
het eerste deel van een tekst
D
één volledige zin, die samenvat wat er over het onderwerp gezegd wordt

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 21 - Quiz

Wat is precies lezen?
A
Je leest de titel, tussenkopjes, de bron en de kernzinnen (eerste en laatste zinnen van alle alinea's).
B
Je leest het stukje dat je nodig hebt.
C
Je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin.
D
Je leest de titel, tussenkopjes, afbeeldingen, eerste en laatste alinea van de tekst.

Slide 22 - Quiz

Waar kijk je naar om het onderwerp van een tekst te bepalen?
Kies het meest volledige antwoord.
A
de titel en de tussenkopjes
B
vetgedrukte woorden en afbeeldingen
C
de eerste alinea en de titel
D
titel, afbeelding, tussenkopjes, vetgedrukte woorden

Slide 23 - Quiz

Wat is globaal lezen?
A
oriënterend lezen en de eerste en laatste alinea van de tekst lezen
B
oriënterend lezen en de eerste en laatste zinnen van alle alinea's lezen

Slide 24 - Quiz

Hoe vind je een deelonderwerp?
A
door precies te lezen
B
door zoekend te lezen
C
door globaal te lezen
D
door oriënterend te lezen

Slide 25 - Quiz

Wat is de functie van de inleiding? Kies het meest geschikte antwoord.
A
de aandacht van de lezer trekken
B
een samenvatting van de inhoud van de tekst geven
C
de reden voor het schrijven van de tekst noemen
D
het onderwerp introduceren

Slide 26 - Quiz

'jaartallen en data' zijn signaalwoorden van een
A
tegenstellend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
toelichtend verband

Slide 27 - Quiz

'maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstellend
B
toelichtend
C
chronologisch
D
opsommend

Slide 28 - Quiz


Je kunt nu verschillende verbanden in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 29 - Slide