Taal Les 9, Verwijswoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Verwijswoorden

Ik oefen vandaag met de verwijswoorden die, dat en wat. 

Er is weinig ....... hij niet leuk vindt aan zijn werk.

1. Die
2. Dat
3. Wat
4. Deze

De man ...... hier gisteren was, is mijn broer. 

Mijn broer heeft het mooiste ........... je kunt bedenken. 

Hij is geoloog.      ........  hij altijd al wilde worden.

Het onderzoek ....... hij nu doet, gaat over aardbevingen

die 

wat

wat

dat

De stenen ...hij meeneemt, gebruikt hij voor onderzoek.

1. Wat
2. Die
3. Dat
4. Deze

Hier staat het huis ...... ik wil kopen.

De huizen hier .......... bijna instorten. 

De serveerster ............ we een fooi geven, is erg vriendelijk

Zijn stenenverzameling is het mooiste ............... ik ooit gezien heb

dat 

die 

die 

wat

Is het verwijs woord in de zin goed of fout gebruikt? Leg uit

Het nieuws dat u nu hoort, gaat over een aardbeving. 

Is het verwijs woord in de zin goed of fout gebruikt? Leg uit

Mensen zeiden dat het ergste dat ze voelden het trillen van hun huis was. 

Juist of onjuist

Het leukste wat ik ooit heb gedaan!

Is het verwijswoord goed gebruikt?

1. Juist
2. Onjuist

Juist of onjuist

Zijn grootouders hebben een auto gekocht, dat hij erg fijn vond. 

Is het verwijswoord goed gebruikt?

1. Juist
2. Onjuist

Verzin zelf drie verschillende zinnen waarbij je de verwijswoorden goed gebruikt.

Gebruik de instapkaart voor extra ondersteuning. Neem geen zinnen over uit het boek of instapkaart! 

Terugblik op de les.

Heb je het gevoel dat je nu grotendeels weet hoe je de verwijswoorden die, dat of wat gebruikt in een zin?

Wat vond je van deze vorm van werken?

Tips en tops?