Sondevoeding, pomp bediening, infusie en spuitenpomp
Lesdoelen Sondevoeding
Student is in staat :
* een berekening te maken voor porties sondevoeding
* Een berekening te maken van sondevoeding met een druppelsysteem
*
Een berekening te maken van
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lesdoelen Sondevoeding
Student is in staat :
* een berekening te maken voor porties sondevoeding
* Een berekening te maken van sondevoeding met een druppelsysteem
*
Een berekening te maken van
Slide 1 - Slide
Lesdoelen infusie
* Een berekening te maken van de druppelsnelheid van een infuus zonder Pomp
*Een berekening te maken van de inloop snelheid van een infuus met behulp van een pomp
* Een berekening te maken van de inloopsnelheid van een bloedtransfusie
Slide 2 - Slide
Lesdoelen spuitenpomp
* Een berekening te maken van de stand waarop de spuitenpomp ingesteld moet worden aan de hand van de medicatie dosering
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Zorgvrager krijgt 2000 ml sondevoeding verdeeld over 24 uur deze hoeveelheid moet verdeeld worden over 8 porties. a. hoeveel sondevoeding is dat per portie? b. Om de hoeveel uur krijgt de zorgvrager sondevoeding?
Slide 6 - Open question
Een zorgvrager krijgt gedurende de dag 3 keer 200 ml sondevoeding als bijvoeding tussen/naast de gebruikelijke maaltijden van 07.00- 12.00 en 17.00 uur. Om een evenwichtige verdelen te creëren geef je de sondevoeding om de .......... uur
A
3 uur
B
2,5 uur
C
2 uur
D
zelf invullen
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Zorgvrager krijgt 1500 ml sondevoeding in 24 uur. a. hoeveel druppels zitten er in 1500 ml? b. hoeveel minuten in 24 uur? Hoeveel druppels moet de zv per minuut toegediend krijgen?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Een zorgvrager krijgt 1500 ml sondevoeding per etmaal. a. Hoeveel uur is een etmaal? b. hoeveel ml. sondevoeding moet de zv per uur hebben? c. op hoeveel ml stel je de pomp in?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Een zorgvrager krijgt per 24 uur 1000 ml NaCL 0,9%. De zorgvrager krijgt ook 4 keer per dag een dosis antibiotica opgelost in 50 ml fysiologische zout. Per dosis moet deze inlopen in 30 minuten. a. Bereken de druppelsnelheid van de dosis antibiotica. b. bereken de druppelsnelheid van het infuus.
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Een zorgvrager krijgt 250 ml packet cells toegediend in 2 uur. a. bereken de druppelsnelheid. b. De packet cells mogen ook via de pomp worden gegeven. op hoeveel ml. stel je de pomp in?
Slide 15 - Open question
Spuitenpomp
volume gestuurd infuus
stand 1 komt overeen met 1 ml per uur
Soms vul je de spuit aan tot 48 ml
VB: 150 mg medicijn aanvullen tot 48 ml in de spuit
in 24 uur te geven = 48 ml: 24 uur = 2 ml
Stand 2
Slide 16 - Slide
Spuitenpomp
Soms vul je de spuit aan tot 50 ml
VB: 50 EH medicijn aanvullen in 50 ml spuit
er zit dus 1 EH in 1 ml
Slide 17 - Slide
Rekenvoorbeeld spuitenpomp
Diabeet krijgt vanwege een zeer hoge bloedsuiker 4 IE insuline per uur
in voorraad ampullen insuline van 100EH per ml.
gebruikt 1 ml (100 EH) aanvullen met 49 ml fysiologisch zout is 50 ml.
per ml zit er 2 EH insuline in (100: 50= 2)
V = 4 : A 2 = 2 ml = stand 2
Slide 18 - Slide
Zorgvrager krijgt 60 mmol/l onverdunde KCL toegediend per 24 uur. (per ml zit er 1 mmol/l KCL in) a.Hoeveel ml krijgt de zorgvrager per uur? b. op welke stand zet je de spuitenpomp?
Slide 19 - Open question
Een zorgvrager krijgt als pijnbestrijding morfine. in een spuit van 50 ml zit per ml 1 mg morfine. De pomp staat op 5,8 ml/ uur. a.Hoeveel morfine krijgt de zorgvrager per 24 uur? Vanwege de pijn wordt de dosering naar 200 mg per 24 uur opgehoogd. b. Op welke stand stel je de spuitpomp in?