BvJ 2b HV - 5.10 Erfelijkheidsonderzoek

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.

chromosoom

gen

allel

Draad van DNA om eiwit met erfelijke informatie

deel chromosoom met erfelijke info 1 eigenschap

één van de genen van het genenpaar

Maikel heeft van een recessieve ziekte de allelen Aa. Komt de ziekte bij hem tot uiting?

1. Ja, hij heeft allel a.
2. Ja, hij heeft allel A.
3. Nee, hij heeft daarvoor aa nodig.
4. Nee, hij heeft daarvoor AA nodig.

Susan heeft van een dominante ziekte de allelen Aa. Komt de ziekte bij haar tot uiting?

1. Ja, ze heeft allel a.
2. Ja, ze heeft allel A.
3. Nee, ze heeft daarvoor aa nodig.
4. Nee, ze heeft daarvoor AA nodig.

Susan (Aa) en Maikel (Aa) krijgen een kind. Wat is de kans dat hun kind genotype Aa heeft?

1. 100%
2. 50%
3. 25%
4. 0%

Kruisingsschema Aa * Aa

Mening: amputatie of controle? En waarom?

NIPT (Extra info)

NIPT (Niet Invasieve PrenaTale test): DNA embryo uit bloed moeder.

Controle op Down, Edwards en Pataus syndroom.

Stelling: een drager is iemand die niet ziek is maar dit nog wel kan worden.

1. Waar
2. Niet waar

Welke prenatale onderzoek(en) geven risico voor de baby?

1. Echo en NIPT
2. NIPT en vlokkentest
3. Vlokkentest en vruchtwaterpunctie
4. Echo en vruchtwaterpunctie