Woordsoorten 1 AA

Woordsoorten 
TE KENNEN: 
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden 
Lidwoorden
Werkwoorden
Voorzetsels? 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 31 min

Items in this lesson

Woordsoorten 
TE KENNEN: 
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden 
Lidwoorden
Werkwoorden
Voorzetsels? 

Slide 1 - Slide

Geef mij zelfstandige naamwoorden...
timer
1:00

Slide 2 - Open question

Wat zijn de eigenschappen van een zelfstandig naamwoord?
timer
0:10
A
Kan je in meervoud en enkelvoud zetten.
B
Heeft meestal een lidwoord.
C
Kan je meestal een verkleinwoordje van maken.
D
Heeft een genus.

Slide 3 - Quiz

Duid de zelfstandige naamwoorden aan:
timer
0:10
A
Zottegem
B
Onze-Lieve-Vrouwcollege
C
Victoria
D
maandag

Slide 4 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden! 
timer
1:00
Noordzee
Mevrouw Van Durme en Meneer Van Gyseghem
vogelbekdier
Luilekkerland
De Mount Everest
feest van de onnozele kinderen
januari
Eigennamen
Plaatsnamen
maanden en weekdagen
dieren, planten
feestdagen
Bergen en zeeën

Slide 5 - Drag question

Bijvoeglijke naamwoorden
timer
1:00

Slide 6 - Open question

bijvoeglijke naamwoorden


Vertellen iets meer over een zelfstandig naamwoord. 

Kan je verbuigen: nieuw - nieuwe // klein - kleine

Kan je vaak in de trappen van vergelijking zetten. 

Groot - groter - grootst
mooi - mooier - mooist

Slide 7 - Slide

timer
3:00
Trappen van vergelijking
stellende trap: groot
vergrotende trap: groter
overtreffende trap: grootst
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
bruisend
bruisender dan
het bruisendst
veel
meer
meest
goed
beter
best
weinig
minder
minst
klein
kleiner dan
kleinst

Slide 8 - Drag question

Een onbepaald lidwoord is:
timer
0:08
A
de
B
het
C
een

Slide 9 - Quiz

Een lidwoord voor zelfstandige naamwoorden met een onzijdige genus is
timer
0:08
A
de
B
het
C
een

Slide 10 - Quiz

timer
1:00
mannelijke genus
vrouwelijk genus
onzijdige genus
bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
De
Een
Het
De
De
Het

Slide 11 - Drag question

Geef mij werkwoorden:
timer
1:00

Slide 12 - Open question

Voorzetsels
KLEINSTE WOORDJES

Duiden een verband aan in een woordgroepje. 

Kan ook een plaats bepalen: onder, voor, met, tussen, boven, naast ... 
Kan ook een tijd bepalen: sinds, tot, na, tijdens, binnen, ...
Nog andere: bij, aan, over, ... 

Bijvoorbeeld:   
'De jongen zat OP de stoel.' 
'Hij zat TUSSEN de meisjes.'


Slide 13 - Slide

Geef zoveel mogelijk voorzetsels:
timer
0:30

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide