Herhaling: Erfelijkheid en evolutie

Erfelijkheid en evolutie
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Slide

Een cel van een kat heeft 38 chromosomen.
Is het een lichaamscel of een geslachtscel?

Slide 2 - Open question

Hoeveel chromosomen per
lichaamscel / geslachtscel?
lichaamscel
geslachtscel
Vlieg
12
6
Ui
16
8
Tomaat
24
12
Kat
38
19
Mens
46
23
Chimpansee
48
24

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk

Slide 6 - Quiz

Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Hebben al jouw cellen hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 8 - Quiz

Een aardappel en een tulp hebben hetzelfde aantal chromosomen, Hebben ze ook hetzelfde genotype?
A
JA
B
NEE

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Chromosomen 

  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • Behalve de Y en X chromosomen zijn de paren gelijk aan elkaar.

Slide 11 - Slide

Chromosomen

eicel = 23 chromosomen.
zaadcel = 23 chromosomen.


eicel + zaadcel = bevruchte cel met 46 chromosomen. 

Slide 12 - Slide

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heb je van je moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 13 - Quiz

Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is een GEN?
- Een GEN = stukje uit een chromosoom dat bestaat uit DNA.

- Een GEN bevat informatie over 
   1 eigenschap (haarkleur - ogen - ...) 

Slide 16 - Slide

Genenpaar
1 gen van vader + 1 gen van moeder = genenpaar. 

Ieder genenpaar is verantwoordelijk voor 1 erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld: oogkleur.

Slide 17 - Slide

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 18 - Quiz

Bevat een chromosoom maar één gen of meerdere genen?
A
Maar één gen per chromosoom
B
Meerdere genen per chromosoom

Slide 19 - Quiz

Variatie genen
  • In de geslachtscellen zitten genen niet in paren. 
  • Er zijn dus veel variaties mogelijk

Slide 20 - Slide

Variatie
  • Er zijn oneindig veel mogelijke   combinaties van genen in iedere   geslachtscel. 
  • Veel variaties bij geslachtelijke voortplanting
  • Jouw genotype is uniek!
Cel en DN

Slide 21 - Slide

Ontstaan van mutaties

MUTATIE =
verandering in het DNA

voorbeelden:
albino
goedaardige tumor
kanker


MUTAGENE INVLOEDEN

Schadelijke stoffen: asbest - sigarettenrook - giftige stoffen

straling: Uv straling - röntgen STRALING - radioactieve straling

Slide 22 - Slide

Welk probleem heb je wanneer je albino bent?
A
Je hebt suikerziekte
B
Je cellen worden heel snel oud
C
Je hebt problemen met je gehoor
D
Je lichaam maakt geen pigment

Slide 23 - Quiz

Wanneer moet een goedaardige tumor toch verwijderd worden?
A
Een goedaardige tumor moet nooit verwijderd worden
B
Als je er last van hebt omdat die te groot wordt
C
Als die diep in het lichaam zit

Slide 24 - Quiz

Basisstof 4: De Evolutietheorie

Slide 25 - Slide

Vier uitgangspunten evolutietheorie
  1. Veranderingen over miljoenen jaren
  2. Veranderingen in genotypen
  3. Natuurlijke selectie
  4. Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 26 - Slide

natuurlijke selectie
betere overlevingskans: - gezond dier
                                             - sterk dier
                                                              - goede schutkleur

Slide 27 - Slide

4

Slide 28 - Video

00:32
Waardoor werd Charles Darwin bekend?
A
Hij ontdekte Zuid Amerika
B
Hij heeft DNA ontdekt
C
Hij bedacht de evolutietheorie
D
Hij bekeerde mensen tot het geloof in God

Slide 29 - Quiz

02:51
Wat bedoelt Darwin met de uitspraak
"survival of the fitest"
A
degene die het best is aangepast overleeft
B
de sterkste overleefd
C
de slimste overleeft
D
degene met de beste camouflage overleeft

Slide 30 - Quiz

05:20
Hoe ontstaan nieuwe soorten op aarde?
A
doordat sommige soorten uitsterven
B
doordat dieren zich aanpassen
C
Antwoord A en B zijn beide goed
D
geen van beide antwoorden zijn goed.

Slide 31 - Quiz

05:58
Wat betekent natuurlijke selectie?
A
organismen die het best zijn aangepast planten zich voort
B
organismen die het best zijn aangepast overleven
C
antwoord A en B zijn beide juist
D
antwoord A en B zijn beide onjuist

Slide 32 - Quiz

Basisstof 6: DNA- technieken

Slide 33 - Slide

Soorten 
DNA-technieken
Biotechnologie: 
   - Recombinante 
              DNA-technieken
   - Genetische modificatie:
              aanpassen genotype
   - Gene-editing: 
              gen-aanpassing met
              Crispr-Cas
  - DNA-testen

Slide 34 - Slide

Insuline maken uit bacteriën waarin eerst een menselijk gen ingebracht is.
A
recombinante DNA-technieken
B
genetische modificatie
C
gene-editing (Crispr-Cas)
D
DNA-testen

Slide 35 - Quiz

Onderzoeken of twee mensen familie zijn van elkaar
A
recombinante DNA-technieken
B
genetische modificatie
C
gene-editing (Crispr-Cas)
D
DNA-testen

Slide 36 - Quiz

Champignons krijgen minder snel bruine plekken door gen-aanpassing
A
recombinante DNA-technieken
B
genetische modificatie
C
gene-editing (Crispr-Cas)
D
DNA-testen

Slide 37 - Quiz

Appelbomen krijgen geen ziektes meer door aanpassing van het genotype
A
recombinante DNA-technieken
B
genetische modificatie
C
gene-editing (Crispr-Cas)
D
DNA-testen

Slide 38 - Quiz