Maandag 7 december 2020

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Goedemorgen!

Vandaag werken 

mevrouw Saskia

en mevrouw Wafaa!

Haar nummer is 

06-87353060

programma

Wat ga je vandaag doen?

9.00 u    Lessonup. Ben je klaar? Ga dan naar Quizlet

10.15 u   Pauze!

10.30 u  Disk. We starten met een nieuw Thema 9: Technologie. 

                 Om 12.15 u whatsapp videobel ik met: 

                 Hamid, Mohammed, Abdalla en Afonso

                 De andere leerlingen doen Disk.

11.30 u   fflerenrekenen

12.30 u  klaar

Nieuw thema, thema 9

Technologie

Wat is technologie?

1. mensen
2. een helm
3. internet en apparaten
4. boeken

Wat is
een apparaat?

1. een app
2. iets met een stekker
3. een grote machine

afstand
Welke zin is goed?

1. De afstand van de jongen is 1.70 meter
2. Ik moet 40 minuten fietsen naar school. De afstand is groot.
3. De afstand is erg lekker.
4. De afstand loopt op de straat

Wat betekent
alles?

1. veel mensen
2. alle mensen
3. veel dingen/spullen
4. alle dingen/spullen

Wat betekent
de app?

1. een soort dier
2. een spel op de computer
3. een programma op je mobiele telefoon, of een bericht van whatsapp

Maak een zin met...

Let op:

Gebruik GEEN google translate voor een zin.

Je mag wel een woord vertalen.

Maak een zin met....
afstand

Maak een zin met....
de app

Maak een zin met....
alles

Technologie (vroeger)

Op de volgende bladzijde zie je een film met Charlie Chaplin. 

Hij werkt in een fabriek. 

De film is van vroeger.
Wat is goed?

1. De film heeft kleuren.
2. De film is in zwart/wit.
3. De film heeft een beetje kleur en is een beetje zwart/wit

Charlie Chaplin heeft pauze.
Wat doet hij in de pauze?

1. Hij gaat plassen.
2. Hij gaat koffie drinken
3. Hij gaat roken.
4. Hij gaat slapen.

Welke genre is deze film?

1. actie
2. komedie
3. romantisch
4. Bollywood

Werkwoorden

Lopen, fietsen, eten, hebben, zijn, drinken, denken

zijn voorbeelden van HELE WERKwoorden

Kijk goed:

Ik loop (loop ik?)

Jij loopt (Loop jij?)

Hij/zij/het/u loopt (Loopt hij)

Wij lopen

Jullie lopen

Zij/ze lopen

varen

Hij _____ morgen het meer op.

1. vaar
2. vaart

betekenen

Je _______vandaag alles voor haar.

1. betekend
2. beteken
3. betekent
4. betekenenenenenen

bedoelen

Die man __________het allemaal goed.

1. bedoeld
2. bedoelt
3. bedoeldt
4. bedoel

lopen

Ik _________ naar huis.

1. lopend
2. loop
3. loopt
4. lopen

lopen

Jij ______________ naar school.

1. loopt
2. lope
3. loop
4. lopt

Ik......................... naar school

1. fietst
2. fietsen
3. fiets
4. fietstest

doen

Hij ____________ de afwas.

1. doe
2. doent
3. doetst
4. doet

ontsnappen

De man ___________ uit de gevangenis

1. ontsnapd
2. ontsnap
3. ontsnapt
4. ontsnapdt

Nu een moeilijke.... Kijk goed!

branden

Het huis __________helemaal af.

1. brant
2. brand
3. brandd
4. brandt

vallen

Het meisje _______ van haar step.

1. valt
2. val
3. vald
4. valdt

      10.30 u  Start Disk

Alle leerlingen gaan verder met 

Disk Thema 9, Technologie

Begin met de Startopdracht!!

Medina, jij kunt mevrouw Wafaa de toets Wonen en de toets van Eten maken (daarna verder met Thema (9)

Marian, jij kunt mevrouw Wafaa de toets van Eten vragen  (daarna verder met Thema (9)

11.30 u Start fflerenrekenen

Alle leerlingen starten nu fflerenrekenen!

Om 12.30 u kun je stoppen.