zinsdelen benoemen

1 / 10
next
Slide 1: Video
TaalBeroepsopleiding

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Welke zin is goed geknipt?
A
Mijn/ broertje maakte/ die lastige/ vragen zonder fouten
B
Mijn broertje maakte/ die/ lastige vragen /zonder fouten
C
Mijn broertje/ maakte die lastige vragen /zonder /fouten
D
Mijn broertje/ maakte /die lastige vragen/ zonder fouten.

Slide 2 - Quiz

Bepaal de zinsdelen
Zin: Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
Wat is de persoonsvorm? Vraagzin / andere tijd
Maakte zijn broertje die lastige breuken zonder fouten.
Wat is het onderwerp? Wie / wat + pv
Wie of wat maakte die lastige breuken zonder fouten: Zijn broertje 
Wat is het lijdend voorwerp? Wie / wat + pv + o
Wie of wat maakte zijn broertje zonder fouten? Die lastige breuken 
Wat is de bijwoordelijke bepaling? Hoe?
Hoe maakte zijn broertje die lastige breuken?  Zonder fouten.
Werkwoordelijk gezegde= alle werkwoorden uit de zin
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
Meewerkend voorwerp= aan wie/wat-voor wie/wat







Slide 3 - Slide

Waar is de zin goed geknipt?
A
Vanmiddag heb ik/ een bloemetje/ aan Sheila/ gegeven
B
Vanmiddag/ heb ik/ een/ bloemetje/ aan Sheila gegeven
C
Vanmiddag /heb /ik/ een bloemetje/ aan Sheila/ gegeven
D
Vanmiddag heb/ ik/ een bloemetje aan Sheila gegeven

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp uit deze zin?

De voetballers lopen snel door het stadion.

A
lopen
B
door het stadion
C
de voetballers
D
snel

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Jan heeft per ongeluk zijn telefoon kapot laten vallen.

A
Jan
B
heeft laten vallen
C
zijn telefoon
D
heeft

Slide 6 - Quiz

Wat is 'zijn telefoon' in deze zin?
Jan heeft per ongeluk zijn telefoon laten vallen.
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 7 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp uit deze zin:

De juf heeft aan de hele klas een complimentje gegeven.

Slide 8 - Open question

Hoe vind je het gezegde in een zin?

Slide 9 - Open question

Goed geoefend!!

Slide 10 - Slide