This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
Uitleg 5.2 + 5.3
Maken 5.2 + 5.3
Slide 1 - Slide
Doelen §5.2
Weten wat het atoommodel is
Weten waar het atoomnummer en massagetal staan en wat ze betekenen
weten wat een isotoop is
Slide 2 - Slide
welke deeltjes zijn isotopen van elkaar?
A
2 en 3
B
1, 2 en 4
C
3 en 4
D
2, 3 en 4
Slide 3 - Quiz
Wat is een isotoop?
A
zelfde atoom,
andere massa
B
ander atoom,
zelfde massa
C
zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 4 - Quiz
Hoeveel neutronen heeft deze koolstof isotoop?
A
9
B
6
C
15
D
21
Slide 5 - Quiz
Welk isotoop heeft de meeste protonen?
A
Zn-64
B
Zn-65
C
Zn-66
D
Er is geen verschil
Slide 6 - Quiz
Opbouw van atoom
electronen zijn -
protonen zijn +
Neutronen zijn neutraal
Protonen + neutronen in de
kern van een atoom
Slide 7 - Slide
§5.2
Atoomnummer= aantal protonen (& elektronen)
massagetal = protonen + neutronen
protonen en elektronen zijn gelijk aan elkaar in een atoom (neutraal deeltje) Bij een ion (geladen deeltjes) zijn ze niet gelijk dan heeft het atoom minder of meer elektronen.
Slide 8 - Slide
Doelen §5.3
Weten wat instabiliteit is
Weten wat radiocatief verval is
Weten hoe je een vervalreactie van alfa en beta opschijft
Slide 9 - Slide
§5.3
stoffen uit de aardkorst bevatten
radioactieve stoffen (uranium, kalium enz)
Slide 10 - Slide
§5.3
Straling komt uit de atoomkern = kernstraling
3 soorten
alfastraling = heliumkern
betastraling= elektron
gammastraling = elektromagnetische straling
Slide 11 - Slide
§5.3
Radioactief verval = instabiele isotoop die kernstraling uitzend
alfa & beta = kern zend deeltjes uit, protonen en neutronen in kern veranderen daardoor = nieuwe kern dus ander atoomsoort