§4.6 Elektriciteit in huis

1 / 16
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

§4.6 Elektriciteit in huis
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
Nog niet.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video


Lees de tekst uit paragraaf 4.6 onder de kopjes:
1. HET OPWEKKEN VAN ELEKTRISCHE ENERGIE
2. VAN DE CENTRALE NAAR HUIS
Maak een tekening van hoe de elektriciteit van de centrale bij je huis terecht komt.

 

Slide 4 - Open question

stoppenkast
zekeringsautomaat (modern)
Groepenkast met zekeringen (stoppen)
.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

kilowattuurmeter
groepenkast
Elektriciteit in huis
grondkabel
aardlekschakelaar
stoppen/
zekeringen
16A

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Een zekering detecteert:
A
verliesstroom
B
een te grote stroomsterkte
C
een te grote spanning
D
verliesspanning

Slide 9 - Quiz

Elke groep in huis is beveiligd met een zekering.
Hoe is een zekering met de apparaten in een groep geschakeld?

A
in serie
B
parallel
C
dat verschilt per apparaat

Slide 10 - Quiz

Wat houdt een groep in een meterkast in?
A
Alle stopcontacten in één ruimte
B
Alle aardlekschakelaars in één ruimte
C
Alle zekeringen in één ruimte
D
Alle kabels in één ruimte

Slide 11 - Quiz

Welke formule kennen we om de totale stroomsterkte in een parallelschakeling te berekenen?

Slide 12 - Open question

Wat is de juiste natuurkundige notatie van: De netspanning is 230 Volt.
A
I = 230 U
B
I = 230 V
C
V = 230 U
D
U = 230 V

Slide 13 - Quiz

Hoe groot is de maximale stroomsterkte door een zekering?
A
16 V
B
16 A
C
230 V
D
230 A

Slide 14 - Quiz


Op één groep in huis zitten de volgende apparaten aangesloten en staan ook aan:
een magnetron (3,5 A)
een oven (6 A)
een elektrische kookplaat (3,5 A)
een koffiezetapparaat (1 A)
een waterkoker (1 A)
een vaatwasmachine (3 A)
Wat gebeurd er met de zekering?
A
Niets
B
Gaat kapot want stroomsterkte is groter dan 16 A
C
Blijft heel want stroomsterkte is groter dan 16 A
D
Op basis van deze gegevens kun je dit niet zeggen

Slide 15 - Quiz

Huiswerk
Volgende les
  • Maken en nakijken §4.6
  • Opdracht 73 t/m 84

Slide 16 - Slide