Spaans les 4 2024 V4 III parte de la carta descripción monumento

1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vas a escuchar una canción
Escribe la letra con el número en la hoja

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Vas a ver un vídeo
Escribe en holandés en tu cuaderno/hoja 
1. cómo es la naturaleza
2. cómo es la gente
3. cómo son los monumentos

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

¿Cuál es el objetivo de la clase de hoy?

Slide 6 - Slide

La clase anterior
Contesta a estas preguntas con tu compañero/a de clase en holandés:
1. ¿Cuál es la gran diferencia entre el indefinido e imperfecto?
2. ¿Tienes que decir 3 palabras claves (signaalwoorden) que van con el indefinido.
3.¿Es correcta esta frase: Salíamos desde el aeropuerto de Ámsterdam a las cuatro de la mañana?
4. ¿Es correcta esta frase: Iba en taxi, después llegaba al aeropuerto y facturaba las maletas?
5. ¿Has terminado párrafo I y II?
timer
2:00

Slide 7 - Slide

La preparación para la clase de hoy
aprender todo sobre el indefinido (regular e irregular) (zie bijlage)
aprender todo sobre el imperfecto (regular e irregular) (zie bijlage)
aprender lista de vocabulario. del reader pág. 7 hasta 9 N-S

Slide 8 - Slide

El indefinido
Escribe con tu compañero/a de clase en la hoja amarilla todo lo que sabes del indefinido:

1. de uitgangen van de regelmatige vormen
2. wat gebeurt er met de indefinido met werkwoorden  als dormir, pedir, morir?
3. wat de uitgangen  zijn van de indefinidos zoals  estar,  tener, poder, saber, venir, andar.
4. de werkwoorden die helemaal onregelmatig zijn zoals ir, ver, dar, hacer, ser
5. 3 regels wanneer je de indefinido gebruikt
6. 6 signaalwoorden die bij de indefinido horen
timer
5:00

Slide 9 - Slide

El indefinido
Escribe en la hoja el indefinido correcto.
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Hay, ser, estar
Habla con tu compañero/a de clase sobre el uso de hay/ser/estar.
Weet je de vormen ook in de indefinido en in de imperfecto? Schrijf ze op
timer
2:00

Slide 11 - Slide

Hay, ser, estar
Escribe en el pasado (imperfecto o indefinido)
El año pasado yo 1._______en Costa Rica de vacaciones. Allí 2.______muchos animales  muy hermosos. También la gente 3. _____muy amable. En Costa Rica 4.______comida muy rica sobre todo los postres. 
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Tu carta
  1. 1a parte: introducción y información del país
  2. 2a parte: el viaje de ida
  3. 3a parte: excursión a un monumento
  4. 4a parte: excursión a un fenómeno natural
  5. 5a parte: el viaje de vuelta
  6. 6a: terminar la carta

Slide 13 - Slide

Los errores
1. Ïbamos a las maseje sillas. (2x)
2. Notre vuelo salía casa. (1x)
3. Durante el vuelo comí un postre (1x)
4. Nuestro vuelo salimos a las ocho (1x)
5. En el avión me no aburría (1x).
6. Llegamos en el aeropuerto (1x)
7. El vuelo fue doce horas. (1x)
8. La comida era buen (2x)
9. Tenía un retraso de uno hora (1x)
10. Las sillas no eran muy grande (1x).
11. En el avión hablo con mi vecino (1x)
12. Cuando éramos en el avión (1x)



Verbeter de fouten:
voorzetsels?
concordantie?
indefinido/imperfecto?
verkeerde tijd?
geslacht van  woorden?
ser/estar/hay?
zinsvolgorde?

Slide 14 - Slide

Párrafo 1 - introducción
Leg uit waarom je deze brief schrijft 
Waar ben je naar toe gegaan? Waarom daar?
Waar ligt het?
Wat kun je meer vertellen over dat land? (zie jouw Ficha de trabajo)
Met wie ben je daar naar toe gegaan?
Wanneer was je daar?
Hoelang was je daar?
Sla steeds een witregel over, dan kan je daar later verbeteringen opschrijven.
Hulpmiddelen:
woordenboek
aantekeningen

Slide 15 - Slide

Párrafo 2 - El viaje de ida a tu país

Vertel over de heenreis in 100 woorden. Verwerk daarin het volgende (indefinido/imperfecto):
Welke datum / dag/ tijd vertrokken jullie en waarvandaan.
Beschrijf hoe de reis verliep (bezigheden, tegenslag, stewardessen, eten etc.)
Hoe lang duurde de reis?
Wanneer/hoe laat kwamen jullie aan en waar?
Gebruik vocabulaire uit de reader, ook bijvoeglijke nw-en

Tip
Schrijf de alinea eerst in het Nederlands.
Gebruik korte zinnen.
Alleen korte zinnen kan je makkelijk vertalen naar het Spaans.
Doe alsof je het aan een klein kind vertelt.

Slide 16 - Slide

Un monumento
Pak je formulier over je land erbij en lees over een monument in het land dat je hebt bezocht. Schrijf deze info in het NL in je schrift
- hoe heet het en wat is het?
- waar bevindt het zich
- geef een beschrijving van het monument (groot, klein, veel versieringen, modern, oud, veel beelden, veel schilderingen etc.)


timer
5:00
Aan welke monumenten kan je denken?
kerken en kathedralen
ruïnes
beroemde gebouwen
begraafplaatsen
etc.

Slide 17 - Slide

Un monumento
Schrijf deze tekst nu in het Spaans.
- hoe heet het en wat is het?
- waar bevindt het zich
- geef een beschrijving van het monument (groot, klein, veel versieringen, modern, oud, veel beelden, veel schilderingen etc.)
KLAAR? Schrijf dan de Nederlandse tekst over de natuur van dat land (of natuurverschijnsel)


timer
5:00
Aan welke monumenten kan je denken?
kerken en kathedralen
ruïnes
beroemde gebouwen
begraafplaatsen
etc.

Slide 18 - Slide

La preparación para la semana que viene
lunes:
mk tekst 3 (markeer in de tekst, schrijf de woorden op in tekst en vragen/antwoorden die je opzoekt, gebruik papieren woordenboek)
Leren routine/school vocabulaire voor spreekvaardigheid 23 t/m 24 hol-esp/ esp-hol (niet schrijvend leren alleen hardop)
jueves
Leren alles over imperfecto en indefinido
(gebruik, signaalwoorden, alle onregelmatige vormen)
leren hay/ser/estar
Leren vocabulaire over natuur ned-spa reader pág. 7 t/m 8 (schrijvend ook leren)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide