Waarneming

Waarneming, gedrag & regeling
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Waarneming, gedrag & regeling

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Zintuigen

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Welke zintuigen ken je al?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welk van de zintuigen is voor jou het belangrijkst? En waarom?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Zintuigen
Zintuigen nemen prikkels van buiten ons lichaam waar. Hierdoor krijgen we informatie over onze omgeving.
Wij mensen hebben de volgende zintuigen:
Het gevoel: in onze huid liggen speciale orgaantjes waarmee we warmte, kou, aanraking en druk kunnen waarnemen. Met pijnpunten nemen we pijn waar.
De reuk: boven in onze neusholte ligt het reukorgaan waarmee we gassen in de lucht waarnemen.
De smaak: op onze tong liggen smaakknopjes waarmee we de smaken zoet, zout, bitter en zuur waarnemen.
Het gezicht: onze ogen zijn gevoelig voor licht. 
Het gehoor: onze oren nemen geluid (trillingen van de lucht) waar.
Het evenwicht: vertelt ons wat de stand van het hoofd (en de rest van het lichaam) is


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Drempelwaarde
Minimale prikkel voor een impuls.
Prikkel te laag --> geen impuls

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Adequate prikkel
Een prikkel waar het zintuig gevoelig voor is, heet een adequate prikkel voor dat zintuig.

Voor de gezichtszintuigen is licht de adequate prikkel.
Voor de gehoorzintuigen is geluid de adequate prikkel.
Voor de reukzintuigen is geur de adequate prikkel.
Voor de smaakzintuigen zijn zoet, zout, zuur en bitter adequate prikkels.
Voor de gevoelszintuigen zijn druk, warmte, kou en pijn adequate prikkels.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

 adequate prikkel

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 2
(voelen, ruiken, proeven)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De huid
  1. Uit welke lagen bestaat de huid?
  2. Zitten in de huid zintuigen?

  1. De Huid bestaat uit drie lagen:
    De opperhuid
    (deze bestaat uit de hoornlaag en de kiemlaag)
    De lederhuid
    Daaronder zit het onderhuids vet

  2. In de huid zitten:
    warmtezintuigen
    koudezintuigen
    tastknopjes
    drukzintuigen
    pijnpunten

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat voel je
met de huid?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

De huid
De Huid bestaat uit meerdere lagen:
Helemaal aan de buitenkant zit de hoornlaag, deze bestaat uit verhoornde (dode) cellen. De hoornlaag beschermt ons tegen ziekteverwekkers en uitdroging.
Direct daaronder zit de kiemlaag, hierin worden continu nieuwe cellen gevormd die de afgestorven cellen uit de hoornlaag vervangen.
Onder de kiemlaag zit de lederhuid, hierin zitten de zintuigjes voor warmte, kou, tast en druk.  Verder vinden we in de lederhuid haarzakjes, talgklieren, zweetklieren en bloedvaatjes.
Onder de lederhuid vinden we het onderhuids vet

Maak de puzzel op: biodesk

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 3 
Horen en zien

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

gedeelte van het gezicht

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Dwarsdoorsnede
Van buiten naar binnen zien we drie vliezen:
Het buitenste is het harde oogvlies, dit is aan de voorkant doorzichtig en heet dan hoornvlies.
Daarbinnen vinden we het vaatvlies, dit bevat veel bloedvaten die zorgen voor de aan- en afvoer van stoffen. het vaatvlies loopt aan de voorkant door in het regenboogvlies of iris. dit is het gekleurde deel van het oog. In het midden van  de iris zit de pupil, hierdoor komt het licht naar binnen. Daar weer binnen zit het netvlies, hierin liggen de lichtgevoelige cellen. De impulsen uit het netvlies worden via de oogzenuw naar de hersenen gebracht. Aan de voorkant achter de pupil zit de lens, die zorgt voor een scherp beeld.
Binnenin het oog ligt het glasachtig lichaam dat alles op zijn plaats houdt.   

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Traanvocht wordt gemaakt in de traanklier en door de oogleden verspreid over het oog, daarna wordt het via de traanbuis afgevoerd naar de neus
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

1.De wenkbrauwen moeten ervoor zorgen dat er geen zweet van je voorhoofd in de ogen komt.

2. De wimpers filteren bij iedere knipperbeweging van je ogen stofjes uit de lucht.
A
beide beweringen zijn fout
B
1 is goed 2 is fout
C
1 is fout 2 is goed
D
beide beweringen zijn goed

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Voor het groter en kleiner worden van de pupil gebruik je je oogspieren
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Bij de pupilreflex wordt de pupil groter en kleiner.
Waarvoor dient de pupilreflex?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Pupilreflex
Met de pupilreflex wordt de hoeveelheid licht die op het netvlies valt geregeld. De pupil is eigenlijk niets meer dan een gat waardoor het licht naar binnen kan. Bij fel licht wordt dit gat klein zodat er niet teveel licht op het netvlies valt (waardoor dat beschadigd zou kunnen worden)
Is het donkerder dan wordt het gat groter zodat er toch voldoende licht binnenvalt om een beeld te kunnen vormen.

De pupilreflex komt tot stand door de samenwerking tussen de kringspieren en de straalsgewijs lopende spieren in de iris.
Als de kringspieren zich spannen wordt de pupil kleiner, de straalsgewijs lopende spieren zijn dan ontspannen
Als de straalsgewijs lopende spieren aanspannen wordt de pupil groter (de kringspieren moeten dan ontspannen)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Als de pupil kleiner wordt ....
A
spannen de kring- en de straalsgewijs lopende spieren in de iris
B
ontspannen de kring- en de straalsgewijs lopende spieren in de iris
C
spannen de kringspieren en ontspannen de straalsgewijs lopende spieren in de iris
D
ontspannen de kringspieren en spannen de straalsgewijs lopende spieren in de iris

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Scherpstellen
Om scherp te stellen moet de vorm van de lens veranderen 
Is de lens bol dan zien we dichtbij scherp, is de lens plat dan zien we veraf scherp. Veraf en dichtbij tegelijkertijd scherp zien is onmogelijk.
Om dichtbij scherp te zien moet het oog zich inspannen. De kringspier (rood) trekt samen, waardoor de lensbandjes niet meer aan de lens trekken. De lens neemt een druppelvorm aan en wordt bol.
In de verte kijken doe je door de kringspier te ontspannen. De lensbandjes worden strak getrokken en de lens wordt uit elkaar getrokken en wordt plat. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Je zit een boek te lezen. je kleine zus komt binnen en je kijkt op naar haar.
Beschrijf kort wat er in je ogen gebeurt!

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Het oog
- Adequate prikkel: licht.
Netvlies: lichtreceptoren
(kegeltjes en staafjes)
Netvlies en lens: scherp beeld

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Het oog - netvlies
Laag zenuwcellen

Laag zintuigcellen
       Staafjes
       Kegeltjes

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Het gehoor

Slide 28 - Mind map

This item has no instructions

Het gehoor
Geluidstrillingen worden door de oorschelp opgevangen en de gehoorgang in geleid. Aan het einde van de gehoorgang wordt het trommelvlies in trilling gebracht. Deze geeft de trilling door aan de gehoorbeentjes en deze op hun beurt weer aan de vloeistof in het slakkenhuis.
In het slakkenhuis zitten trilhaartjes die de trilling omzetten in een impuls. Deze impuls wordt via de gehoorzenuw naar de hersenen geleid. 
Hé, hoor ik iets?
De buis van Eustachius verbindt het inwendig oor met de keelholte. Hierdoor kan lucht het inwendig oor in- of uitstromen waardoor de druk in het oor gelijk bljft aan de druk buiten.
Op de volgende dia vind je een animatie van dit verhaal.
klik hier voor een puzzel van het oor

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Het gehoor
  1. Wat is geluid?
  2. De weg van het geluid
  3. Wanneer hoor je iets?
  4. Hoe ontstaat gehoorschade?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wanneer hoor je iets?
A
Als geluidstrillingen de gehoorgang binnenkomen
B
Als geluidstrillingen het trommelvlies en de gehoorbeentjes laten trillen
C
Als geluidstrillingen speciale 'haartjes' in het slakkenhuis prikkelen
D
Als impulsen vanuit het slakkenhuis via de gehoorzenuw de hersenen bereiken

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor kan gehoorschade ontstaan?
A
Door geluiden vanaf een sterkte van 80 dB
B
Door hele hoge geluiden
C
Door hele lage geluiden
D
Door geluiden van 120 dB

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Geluiden van 80 dB (bromfiets) kunnen gehoorschade opleveren als je 8 uur aan zulk geluid wordt blootgesteld
A
Dat is zo
B
Dat is onzin

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Voor een geluid van 90 dB (vrachtauto) is dat al het geval bij minder dan 2 uur blootstelling
A
Inderdaad
B
Dat is echt onzin

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

4 Het zenuwstelsel

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Typen zenuwcellen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

5 Gedrag
Gedrag: is de respons op een prikkel

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Respons
Respons: een reactie op een prikkel.
Motivatie: Bereidheid tot het verrichten van een bepaald gedrag.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Gedrag als respons
  • In- en uitwendige prikkels zijn motiverende factoren
  • Elke prikkel verhoogt de motivatie om het gedrag uit te voeren
  • Wanneer de drempelwaarde is bereikt wordt het gedrag uitgevoerd
  • Het uitgevoerde gedrag is de respons op de prikkels 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

Aangeboren/aangeleerd
De vraag bij deze video is: is vogelzang (gedrag) aangeboren en/of aangeleerd? 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Associatief leren
De Pavlov reactie, een vorm van klassiek conditioneren. 
Hoe dacht Pavlov dat dieren zouden leren?

Slide 44 - Slide

twee reflexen, aangeleerd en geconditioneerd.
aangeleerd:Weten wat het nodig heeft bv voedsel.
Reflexen, zoals je knie.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Begrippen (leerwerk)

Aangeboren
Aangeleerd
Verschillende vormen van leren
  • Gewenning
  • Imitatie
  • Associatief leren
  1. Klassieke conditionering
  2. Operante conditionering
  3. Trail-and-error / proefondervindelijk leren
  • (leren door inprenting 1.1)
Sociaal gedrag
Rangorde

Niet besproken vormen van leren in deze lesson-up:

Gewenning: wanneer een organisme niet meer reageert op een prikkel / mogelijk gevaar (iets afleren). 

Imitatie: nadoen

Inprenting -  leren in een gevoelige periode. 




Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Slide 47 - Slide

This item has no instructions