HC Ver 2.1.1

   Welkom!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

   Welkom!

Slide 1 - Slide

Programma
  • Introductie HC Verlichting (1650-1900)
  • Uitleg HC Verlichting 2.1 leerdoel 1-2
  • Opdracht HC Verlichting 2.1 leerdoel 1-2
  • SE bespreking
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Historische contexten
  • Verdieping van historisch onderwerp a.d.h.v. 3 leidende vragen.
  • Elke paragraaf behandelt een leidende vraag.
  • Kenmerkende aspecten.

HC1 - Steden en burgers in de Lage Landen (1050-1700)
HC2 - De Verlichting (1650-1900)
HC3 - China (1842-2001)*
HC4 - Duitsland in Europa (1918-1991)

* kenmerkende aspecten aan andere tijdvakken gekoppeld.

Slide 3 - Slide

HC2 - De Verlichting (1650-1900)

1 Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting 
over een meer rechtvaardige samenleving (1650-1789)?

2 Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische 
revoluties in de Verenigde Staten en Frankrijk in de praktijk
gebracht (1776-1813)?

3 In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke
cultuur in Europa (1813-1900)?

Slide 4 - Slide

2.1 Verlichte ideeën over een betere samenleving
23. Het streven van vorsten naar absolute macht.
26. De wetenschappelijke revolutie.

27. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. 
28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven. (verlicht absolutisme)

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 2.1

1) Ik kan de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie noemen en uitleggen
    welk gevolg de wetenschappelijke revolutie had voor de opvattingen over de 
    verantwoordelijkheid van staat en vorst tegenover godsdienst.
2) Ik kan uitleggen hoe inzichten vanuit de wetenschappelijke revolutie 
     doorwerkten in de Verlichting en leidden tot rationeel optimisme. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Welke beweringen over de wetenschappelijke revolutie zijn onjuist?

A) Descartes meende dat men alleen door ervaring en experimenten tot kennis van de waarheid
kon komen.
B) Door zijn wetenschappelijke onderzoek droeg Newton eraan bij dat sommige mensen God
minder gingen zien als een hogere macht die vanuit de hemel het leven op aarde regelde.
C) Het humanisme droeg bij aan het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie door teksten
uit de Oudheid kritisch te bestuderen.
D) Locke illustreerde het verband tussen wetenschappelijke revolutie en Verlichting, omdat hij
zijn wetenschappelijke inzichten gebruikte bij het formuleren van zijn politieke en sociale
ideeën.
E) Omdat er zoveel geld en energie werd geïnvesteerd in de overzeese expansie, vond de
wetenschappelijke revolutie veel later plaats dan mogelijk zou zijn geweest.

Slide 15 - Slide

Leerdoelen 2.1

1) Ik kan de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie noemen en uitleggen
    welk gevolg de wetenschappelijke revolutie had voor de opvattingen over de 
    verantwoordelijkheid van staat en vorst tegenover godsdienst.
2) Ik kan uitleggen hoe inzichten vanuit de wetenschappelijke revolutie 
     doorwerkten in de Verlichting en leidden tot rationeel optimisme. 

Slide 16 - Slide

Aan de slag
- Wat? Weektaak
- Hoe? Alleen en in stilte
- Hulp? Docent
- Klaar? Herhaal stof of werk leerdoelen uit.

Slide 17 - Slide