Hoofdstuk 6 herhalen

Hoofdstuk 6 herhalen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6 herhalen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Sociaal minimum
In Nederland krijgt iedereen het sociaal minimum. 
Dit is het geldbedrag wat je minimaal moet hebben om te leven.

Als je onder het sociaal minimum zit, dan wordt het aangevuld met een bijstandsuitkering.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Linda woont samen met haar vriend Cas. Linda en Cas verdienen samen € 1250. 

Bereken hoeveel uitkering Linda en Cas per maand moet krijgen om op het sociaal minimum te komen.
 
Sociaal minimum: € 387,30 × 52 ÷ 12 = € 1.678,30
Aanvullende uitkering: € 1.678,30 – € 1250 = € 428,30

Slide 3 - Slide

Uitwerking
1) Bereken eerst hoeveel zij per jaar ontvangen.
Stap 1: €387,30 x 52 weken = €20.139,60 sociaal minimum per jaar
Stap 2: € €20.139,60/ 100 x 15 = €3.020,94 (bovenop het sociaal minimum)
Stap 3: €20.139,60 +  €3.020,94 = €23.160,54 (verdienen zij per jaar)

2) Bereken hoeveel zij per maand ontvangen
 €23.160,54/12 = €1.930,05 (maandelijks inkomen)



Gemeentelijke belastingen
  •  Onroerende zaakbelasting (OZB)
  •  Afvalstoffenheffing
  •  Rioolheffing
  •  Hondenbelasting
  • Toeristenbelasting 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Rekensom
1 a. De gemeente Bladel rekent voor toeristenbelasting € 1,25 per nacht per persoon.
Bereken het totaal aantal overnachtingen dat toeristen in gemeente Bladel maakten.
 € 1.140.000 ÷ € 1,25 = 912.000 overnachtingen
1b. De gemeente Bladel heeft 8.500 huishoudens.  Bereken de gemiddelde afvalstofheffing per huishouden. € 1.258.000  ÷  8.500 = € 148 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voor het jaar 2024 wilt de overheid extra investeren in het onderwijs. Het eerste jaar krijgen 5.400 basisscholen ongeveer € 160.000 per school. De 550 middelbare scholen krijgen ongeveer € 1,1 miljoen per school. Bereken hoeveel de overheid in totaal in het onderwijs gaat investeren. 

  5.400 × € 160.000 = € 864.000.000
  550 × € 1.100.000 = € 605.000.000 
€ 864.000.000 + € 605.000.000 = € 1.469.000.000

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De overheden
Het Rijk 
Centrale overheid

De provincie
-indeling grondgebied
-infrastructuur (fietspaden)
Waterschap
Beheren het water in hun gebied
Gemeente
Op kleine schaal zorgen voor en uitvoeren van oa onderwijs, veiligheid etc
Lagere overheden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Accijns en subsidie
Wil de overheid iets afremmen?


Wil de overheid iets stimuleren?
Accijns
Subsidie
Je betaald €
Je krijgt €

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Subsidie of accijns?
Wordt het daardoor duurder of goedkoper?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Collectieve goederen en diensten
Als je niet betaald kan je niet uitgesloten worden

Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Voorbeelden collectieve goederen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Particuliere sector en collectieve sector.

- De particuliere sector wil graag winst behalen en behoort niet tot de overheid.
- De collectieve sector behoort tot de overheid en hoeven geen winst te behalen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Verzorgingsstaat
Een land als Nederland dat veel geld uitgeeft aan uitkeringen, gezondheidszorg, woningbouw en onderwijs heet een verzorgingsstaat.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld van een werknemersverzekering  

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met belastinggeld.

Bekende voorbeelden zijn de kinderbijslag, bijstandsuitkering en huurtoeslag.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Directe- en indirecte belastingen
Directe belastingen betaal je rechtstreeks aan de overheid
  • loonbelasting
  • Winstbelasting (bedrijven)


Indirecte belastingen (kostprijsverhogende belastingen)
Deze betaal je via de winkelier --> winkelier draagt deze belasting aan overheid af
  • accijns
  • btw
                          













Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Niet-belastingontvangsten
  • Alle inkomsten van de overheid die niet via de belasting binnenkomen heten niet-belastingontvangsten: 
  • Aardgaasbaten -> verkoop van aardgas
  •  Winst uit staatsbedrijven -> KLM
  •  Boetes -> fout parkeren
     

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Miljoenennota

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

  • Begrotingsoverschot: 
  • Begrotingstekort: 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Staatsschuld
De schuld van de overheid doordat de overheid geld leent als er een begrotingstekort is.
Ook wel overheidsschuld. Hierover betaalt de overheid rente.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Link

This item has no instructions