Blok 3 - Spelling - Les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Spelling blok 3

Les 1

Wat gaan we doen?

- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Lijdend voorwerp

Wie/wat + wwg + onderwerp.

Ik heb mijn fiets gemaakt.

PV = heb. (Vraagzin)

Lijdend voorwerp

Wie/wat + wwg + onderwerp.

Ik heb mijn fiets gemaakt.

PV = heb. (Vraagzin)

WWG = heb gemaakt. (Alle werkwoorden) 

Lijdend voorwerp

Wie/wat + wwg + ow.

Ik heb mijn fiets gemaakt.

PV = heb. (Vraagzin) 

WWG = heb gemaakt. (Alle werkwoorden) 

OW = Ik. (Wie doet het?)

Lijdend voorwerp

Wie/wat + wwg + onderwerp.

Ik heb mijn fiets gemaakt. 

PV = heb. (Vraagzin)  

WWG = heb gemaakt. (Alle werkwoorden)  

OW = Ik. (Wie doet het?)

LV = Mijn fiets.

Wie/wat + wwg + ow? Wie/wat heb ik gemaakt? --> Mijn fiets.

LV? De DJ draait goede muziek.

1. De DJ
2. draait
3. goede muziek
4. muziek

De dokter onderzoekt de patiënt.

1. De dokter
2. de patiënt
3. onderzoekt
4. onderzoekt de patiënt

LV? Mijn vader zit een lekker broodje te eten.

1. Mijn vader
2. zit
3. zit te eten
4. een lekker broodje

Maak een zin met een lv. Zet erachter wat het lv is. Doe dat zo:

Jullie hebben je wekker gezet. LV = je wekker.
Nu zelf!

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Regel 1.

Bij 'ik' schrijf je de ik-vorm. 

Ik fiets naar school.

Ik verkoop mijn iPhone.

Ik _____ dat ik je help! (Beloven)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Regel 2

Bij jij, u/hij/zij/het schrijf je de ik-vorm +t.

Jij maakt altijd je huiswerk.

Floris vindt dat een goed idee.

Hij _____ echt goede muziek. (Draaien)

Jij _____ je spullen niet goed bij je. (Houden)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Regel 3.

- Als de ik-vorm op een 't' eindigt, schrijf je geen extra 't'.

Mijn moeder zet een kopje koffie.

U _____ erg goed op! (Opletten)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Regel 4.

Als 'je' achter de persoonsvorm staat, dan vul je 'lopen' of 'smurven' in. Hoor je een t? Schrijf dan ook een t!

Maak je maar geen zorgen!

Vind je dat goed? 

Redt je hond dat wel?

Vul 'lopen' of 'smurven' in!

______ je hem wel tegen? (Houden)

Vul 'lopen' of 'smurven' in!

_____ je vader veel geld voor die tv? (Bieden)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Regel 5.

Bij het meervoud schrijf je het hele werkwoord.

Onze honden blaffen bijna nooit.

We kopen onze eerste auto.

De leerlingen ____ een film. (Bekijken)

Alles door elkaar

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Elke dag _____ ik een uurtje. (Sporten)

De wond _____ gelukkig maar een klein beetje. (Bloeden)

_____ je kans! (Pakken)

Huiswerk maken

Opdracht 1 en 2.

Bladzijde 119 en 120 van je boek.

Huiswerk voor volgende les. Volgende les maak je een foto een stuur je deze in de LessonUp.

Begrepen? Verlaat de les!