Spreken en luisteren

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Maandag 12 mei

Thema 7 - Herhaling veiligheid 

Lesdoelen

p. 87 Spreken en schrijven 

Opdracht 1.

Vier foto’s in het boek: 

Wat zie je?

Waar is het?

Wat is er gebeurd?

Wat moet je doen?

Opdracht luisteren+ Schrijven

luisteren, aantekeningen maken (weet je nog hoe dat

moet?) en een tekst schrijven. 

1. Luisteren

2. Aantekeningen

3. In tweetallen

4. In viertallen

5. Individueel 

Als je een virus hebt, ........ ......

1. moet je goed uitrusten en gezond eten
2. moet je de wond goed schoonmaken

Twee collega's werden vorige week boos op elkaar. De leidinggevende moest

1. aanhouden
2. keuren
3. ingrijpen

Ik heb een drukke baan, maar ik krijg er wel energie ...

Wanneer gaat Jing met de cursus beginnen? Ze begint er volgende maand .....

De chauffeur ..... slapen

1. staat te
2. ligt te
3. loopt te
4. zitten te

jeuk en rode ogen horen bij een

1. allergie
2. ergernis
3. infectie
4. stof

Door de droogte kan een vuur zich snel

1. uitlopen
2. schoonmaken
3. verspreiden
4. klaarmaken

Wat is de tegenstelling van reinigen

1. vuil maken
2. schoonmaken
3. verbinden
4. stofzuigen

Wat is de tegenstelling van voldoende

1. genoeg
2. tamelijk
3. te veel
4. te weinig

Maak een zin met ....
bewonderen

Maak een zin met...
onthouden

Vul het juiste voltooid deelwoord in van afwassen
Gisteren heb ik

1. geafwast
2. afgewast
3. afgewassen
4. afwasd

Help, ik kan niet meer ademen.
Ik ..............

1. steek
2. stik
3. stak
4. stok

Ik ...... de bladzijde met de puzzel uit de krant, zodat ik in de trein de puzzel kan maken

1. steek
2. stik
3. scheur
4. loop

Thomas is de loodgieter, ..... wel vaker klussen voor ons doet

1. dat
2. die
3. wie
4. hij

Het lampje ..... knippert, zit naast het stuur

1. dat
2. die
3. wat
4. hij

Mijn band is zacht, kun je hem ....

1. bedekken
2. versieren
3. monteren
4. oppompen

Mijn rem doet het niet. Kun je hem ...

1. maken
2. monteren
3. oppompen
4. regelen

Waar verdien je geld ....

pakketten bezorgen

1. op
2. mee
3. over
4. in

Waar denk je .....

Mijn familie

1. in
2. mee
3. op
4. aan

Maak de zin af:
Ik was boos, toen.....

Maak de zin af:
Ik koop een villa, zodra

De mannen gaan naar buiten, hoewel.....

Je mag alcohol kopen, wanneer..

Maak de zin af:
Mijn kind kan lezen, doordat...

Hatice maakt haar huiswerk, zodat......

Maak de zin af:
Ik ben blij, sinds....

Afsluiting: Lesdoelen

1.De student kan een tekst over gezond leven lezen en daar vragen over beantwoorden.

2. De student kan vertellen wat gezond leven voor hem of haar betekent.