Autisme

Autisme
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Autisme

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • De student reproduceert de DSM V beschrijving voor Autisme
  • De student beschrijft de twee soorten oorzaken van Autisme
  • De student benoemt de kenmerken van Autisme
  • De student beschrijft begeleiding passend bij  iemand met Autisme

Slide 2 - Slide

Autisme Spectrum Stoornis (ASS)
- Autistische stoornis - klassieke autisme
- Syndroom van Asperger - Wordt niet meer gebruikt
- PDD-NOS - Wordt niet meer gegeven
- MCDD - Wordt niet meer gegeven

We spreken nu alleen nog van Autismespectrum stoornis, kort gezegd ASS

Slide 3 - Slide

Welke stoornis valt tegenwoordig nog WEL onder het Autisme Spectrum Stoornis (ASS)
A
Syndroom van Asperger
B
PDD-NOS
C
Autisme
D
MCCD

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Autisme
De DSM-criteria voor autisme: problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie; beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten en over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.

Slide 6 - Slide

Autisme 2
- Ruim 1% van de Nederlanders, ongeveer 200.000 mensen, heeft autisme. 
- De meeste mensen met autisme hebben een normale tot hoge 
   intelligentie. Ongeveer 30 % heeft een verstandelijke beperking.


Slide 7 - Slide

Hoeveel procent van de mensen met Autisme hebben een verstandelijke beperking?
A
10%
B
20%
C
30%
D
40%

Slide 8 - Quiz

Oorzaken autisme
Erfelijkheid
Bij 5 tot 6 op de 10 mensen met autisme is het erfelijk bepaald. 
Omgeving
De kans op autisme is groter bij:
- tekort aan vitamine D tijdens de zwangerschap
- gebruik van sommige medicijnen tijdens de zwangerschap (antidepressiva)
- problemen tijdens de geboorte, zoals te vroeg geboren worden
- ouders die op hogere leeftijd nog kinderen krijgen.


Slide 9 - Slide

Op welke twee gebieden komen de oorzaken van Autisme voor?
A
Sociale interactie & Communicatie
B
Erfelijkheid & Communicatie
C
Erfelijkheid & Omgeving
D
Sociale interactie & Erfelijkheid

Slide 10 - Quiz

Diagnose
- Er bestaat geen biomarker voor autisme, zoals een bloed- of dna-test. 
- De diagnose wordt gesteld door een psychiater of een gz-psycholoog aan      de hand van een aantal gedragskenmerken. 
- Iedere persoon met autisme is anders.


Slide 11 - Slide

Kenmerken Autisme 2
- moeite met het omgaan met andere mensen
- voor sommige prikkels heel gevoelig, voor andere juist niet
- helemaal opgaan in dingen die je interessant vindt
- niet makkelijk in anderen verplaatsen
- houdt niet van onverwachte veranderingen
- herhaalt sommige dingen vaak
- herkent snel patronen

Slide 12 - Slide

Kernmerken autisme

Slide 13 - Mind map

Autisme wordt gediagnostiseerd door...
A
DNA-test
B
Bloedonderzoek
C
NIPT test
D
Psychiatrisch onderzoek

Slide 14 - Quiz

Begeleiding geven bij Autisme
- Structuur bieden,
- Voorkom veel prikkels,
- Zorg voor Voorspelbaarheid.
- Pas je communicatie aan; korte zinnen, duidelijke boodschap.
- Probeer te denken vanuit iemand met autisme

Slide 15 - Slide

Geef me de 5 methode

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Fabels over Autisme
- Autisme is te genezen
- Autisme komt meer voor bij mannen
- Mensen met autisme willen het liefst alleen zijn
- Mensen met autisme vermijden oogcontact
- Mensen met autisme hebben een verhoogd testosterongehalte
- Mensen met autisme hebben geen empathisch vermogen
- Mensen met autisme hebben geen gevoel voor humor
- Iederéén is een beetje autistisch
- Mensen met autisme kunnen het beste repetitief werk doen, met veel structuur en weinig              sociale interactie – zoals bijvoorbeeld de functie van computerprogrammeur




Slide 18 - Slide

Leerdoelen behaald?
  • De student reproduceert de DSM V beschrijving voor Autisme
  • De student beschrijft de twee soorten oorzaken van Autisme
  • De student benoemt de kenmerken van Autisme
  • De student beschrijft begeleiding passend bij iemand met Autisme

Slide 19 - Slide

tips en tops?
Hoe vond je de lesvorm?

Slide 20 - Open question