u5 mon style

1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Klassenregels
  • Als een ander praat, ben je stil
  • We luisteren naar elkaar
  • Je doet actief mee met de les
  • We behandelen elkaar met respect en vanuit gelijkwaardigheid

Slide 2 - Slide

Lundi 2 juni 2025

Programme:  

  • Lire : Huiswerk controleren 
  •    Lire : Ils font la mode ( behandelen)   blz 48-49  
  • Quizlet live                                                                                             
Devoirs:
blz 54 EX 9 (c + d )+8b-8c blz51
leren : Getallen 20-60 (blz 54)
Leren:APPRENDRE 3 -FAIRE




Slide 3 - Slide

Doel
Je kunt een tekst over mode en kleding begrijpen.

Slide 4 - Slide

Tu aimes la mode ?
A
Oui
B
Non

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Bekijk de afbeeldingen en de titel van tekst ils font la mode.
a-Voorspel waar de teksten volgens jou gaan
A
over moed
B
over kleding
C
over jongeren en hun mode
D
over hobby's

Slide 7 - Quiz

b- Waarom denk je dat?

Slide 8 - Open question

2- Kijk naar defoto's.
a- Hoe zou je de stijl van Driss omschrijven?
A
stoer
B
sportief
C
lelijk
D
formele kleding

Slide 9 - Quiz

b- Hoe zou je de stijl van Lina omschrijven?
A
retro
B
kleurrijk
C
lelijk
D
vrolijk alternatief

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

3- Kijk naar de tekst Soldes.
Waar zou je deze tekst tegen kunnen komen?

Slide 12 - Open question

Au travail!
Blz 49 -50 >>>>> ex 6 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Qu'est qu'on va faire?
On va faire FAIRE!

Slide 15 - Slide

faire = doen / maken
de vormen van het
onregelmatige ww.
faire

Slide 16 - Slide

B: het werkwoord FAIRE


- het werkwoord FAIRE wordt veel gebruikt!
- het werkwoord FAIRE betekent MAKEN / DOEN (ligt aan de zin waarin het staat)
- het werkwoord FAIRE is onregelmatig.

Slide 17 - Slide

wekwoord "faire "= doen/ maken 
in de tegenwoordige tijd / présent

Slide 18 - Slide

 FAIRE = doen



Ik doe
Je fais
Jij doet
Tu fais
Hij/zij/men doet
Il/elle/ on fait
Wij doen
Nous faisons, on fait
Jullie doen / u doet
Vous faites
Zij doen
Ils/elles font

Slide 19 - Slide

faire 
  • MAKEN, DOEN                      je fais une pizza, je fais la vaiselle

  • combi met activiteit         faire du cheval, faire du shopping

  • het weer                                 il fait chaud, il fait froid, il fait beau

Slide 20 - Slide

Le verbe 'faire' 
1. Welke twee vertalingen heeft 'faire'?
2. Geef de nous-vorm van faire
3. Wat betekent 'vous faites'? 

Slide 21 - Slide

6

Slide 22 - Video

00:29
Welke zin zegt Kenny B tegen het meisje?
A
Je suis Néerlandais
B
Je parle haut et français
C
Mademoiselle tu es très belle
D
Toujours mon amour

Slide 23 - Quiz

00:36
Welke zin zegt het meisje tegen Kenny B?
A
Bonjour mon amour
B
Je parle peu français
C
Je suis Néerlandaise
D
Mon amour tu es un petit peu belle

Slide 24 - Quiz

00:59
Waar wil Kenny B. met het meisje naartoe in Parijs?

Slide 25 - Mind map

01:36
Wat betkent: je parle un petit peu français?

Slide 26 - Open question

01:48
Weet je ook waar ze nu zijn in Parijs?

Slide 27 - Open question

02:23
Wat betekent je t'aime?

Slide 28 - Open question

Even kijken of je het goed hebt onthouden! 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

rouge betekent:

Slide 31 - Open question

vert betekent:

Slide 32 - Open question

jaune betekent:

Slide 33 - Open question

Bleu betekent:

Slide 34 - Open question

noir betekent

Slide 35 - Open question

Tu préfères quelles couleurs?

Slide 36 - Open question

Ik vond deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

wat betekent 'je t'aime'?

Slide 38 - Mind map