Großschreibung und der-sie-das

Guten Tag Flex-Klasse : 

1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Guten Tag Flex-Klasse : 

Slide 1 - Slide

Wie van jullie heeft de praktische opdracht al ingeleverd of is al klaar?

Slide 2 - Open question

Ik ga vandaag ..., omdat ....

Kies uit: praktische opdracht afmaken, woorden Lektion 4, 5, 6 leren, extra uitleg der-die-das

Slide 3 - Open question

Welke woorden schrijf je in het Duits met een hoofdletter?

Slide 4 - Open question

Großbuchstabe
  • beleefdheidsvorm van persoonlijke voornaamwoorden
Voorbeeld: Sehr geehrte Frau Fischer, wir begrüßen Sie herzlich und danken für Ihren Besuch.

  • zelfstandig naamwoorden (woorden waar een lidwoord —
der, die das —dus de of het vóór kan staan)
Voorbeeld: der Bruder, die Tochter

Slide 5 - Slide

Großbuchstabe
In het Nederlands: 
aan het begin van de zin
bij namen van mensen
bij namen plaatsen
In het Duits: 
  • aan het begin van de zin
  • bij namen van mensen
  • bij namen plaatsen
  • bij zelfstandig naamwoorden
Zelfstandig naamwoord kan je je altijd de/het/een of een bijvoeglijk naamwoord bij denken: de man, een aardige vrouw, het gehoorzame kind etc.

Slide 6 - Slide

Welche Worte müssen groß geschrieben werden?

Slide 7 - Slide

Ein Diktat
zehn Wörter 

Fertig?  Klaar?

Slide 8 - Slide

Ik ga vandaag ..., omdat ....

Kies uit: praktische opdracht afmaken, woorden Lektion 4, 5, 6 leren, extra uitleg der-die-das

Slide 9 - Open question

Basisregels der die das
der
die
das
die
mannelijk
vrouwelijk      .......e     .......ung
onzijdig          'het'
meervoud

Slide 10 - Slide

Mannelijk = der
Voor mannelijke personen en dieren komt het lidwoord der.
der Mann der Onkel der Lehrer
der Stier, der Hahn, der Hengst

Slide 11 - Slide

Vrouwelijk = die
-Voor vrouwelijke personen en dieren komt het lidwoord die.
die Frau, die Lehrerin, die Schwester, die Kuh

De meeste woorden die op e eindigen zijn vrouwelijk: die Familie, die schule
Alle woorden die op -ung eindigen: die Erklärung, die Übung,

Slide 12 - Slide

Onzijdig = das
-Onzijdig zijn vaak de zelfstandige naamwoorden waar je in het Nederlands het voor zet. Das Schwimmbad, Das Jahr, Das Kind.
-Verkleinwoorden zijn onzijdig als ze eindigen op -chen en -lein
Das Kaninchen, Das Männchen, das Kindlein, das Fräulein

Slide 13 - Slide

Onkel
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

Katze
der/die/das
1/5
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Haustier
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

Schule
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Übung
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Mädchen (wie denkt er goed na....?)
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Buch
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Was haben wir heute gelernt?

Slide 25 - Open question

Zelfstandig werken
Arbeitsbuch Kapitel 1
  • Lernen Lektion 4, 5 und 6 (woordtrainer, flitskaarten, oefentoets maken)
  • Praktische opdracht: 15 zinnen & afbeelding (denk aan de Großbuchstaben en werkwoordsvormen)
  • Aufgaben machen, feedback lezen

Slide 26 - Slide

Dankeschön!!!

Slide 27 - Slide

Welke vraagwoorden ken jij al in het Duits?

Slide 28 - Open question

(waar) ..........wohnt Frau Janssen?
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie

Slide 29 - Quiz

(Hoe) ..........alt ist Sean?
A
wer
B
wo
C
wie
D
wann

Slide 30 - Quiz

(wat) ....hast du gemacht?
A
wer
B
wo
C
woher
D
was

Slide 31 - Quiz

(Wanneer) ....haben Sie Zeit, Frau Janssen?
A
woher
B
wer
C
wann
D
wo

Slide 32 - Quiz

Zelfstandig werken
Arbeitsbuch Kapitel 1
  • Lernen Lektion 4, 5 und 6 (woordtrainer, flitskaarten, oefentoets maken)
  • Praktische opdracht: 15 zinnen & afbeelding (denk aan de Großbuchstaben en werkwoordsvormen)
  • vraagwoorden leren

Slide 33 - Slide