Veel voorkomende fouten in schrijfexamen

Examen Schrijfvaardigheid
Denk aan je taalverzorging! Let op veel voorkomende fouten.

Deze les helpt je te letten op hoe je formuleert, hoe je moet spellen en komma's moet gebruiken.
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examen Schrijfvaardigheid
Denk aan je taalverzorging! Let op veel voorkomende fouten.

Deze les helpt je te letten op hoe je formuleert, hoe je moet spellen en komma's moet gebruiken.

Slide 1 - Slide

- veelvoorkomende schrijffouten:             komma,werkwoordspelling, los of vast, u of uw, als of dan;


Planning van de les 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les :
  • voorkom je veelvoorkomende schrijffouten;

Slide 3 - Slide

veelvoorkomende schrijffouten
schrijven 3F

Komma's, werkwoordspelling, los of aan elkaar, u/uw, je/jouw, als en dan.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Plaats een komma voor:
maar, omdat, doordat, want en tenzij 

Slide 6 - Slide

Handig weetje:
  • Als je de zin uitspreekt, hoor je dan een rust? Of een duidelijk verschil in toonhoogte?

  • Vaak gebruik je op die plek een komma.

Slide 7 - Slide

Als je niet meedoet ben je al snel ongezellig.
A
komma tussen meedoet en ben
B
komma tussen ben en je

Slide 8 - Quiz

Geert ging naar huis, maar hij kon geen taxi krijgen.
A
fout, komma moet achter 'maar'
B
goed.
C
fout, komma is niet nodig.

Slide 9 - Quiz

Amsterdam de hoofdstad van Nederland heeft een tekort aan woningen.
A
Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, heeft een tekort aan woningen.
B
Amsterdam de hoofdstad van Nederland, heeft een tekort aan woningen.
C
Amsterdam de hoofdstad van Nederland heeft een tekort aan woningen.

Slide 10 - Quiz

Werkwoordspelling: tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord. Wat weet je nog?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

werkwoordspelling

Je werk (veranderen) niet. Vul de juiste vorm in.

Slide 16 - Open question

ww-spelling:
In dit verslag heb ik jullie.........wat de opleiding SW inhoudt.
A
vertelt
B
verteld

Slide 17 - Quiz

ww-spelling:
In het verleden.............. de soldaten een aantal kunstwerken
A
verwoesten
B
verwoestte
C
verwoestten

Slide 18 - Quiz

aan elkaar of los?
A
stageverslag
B
stage verslag

Slide 19 - Quiz

wat is het juiste antwoord?
A
stage instelling
B
stage-instelling
C
stageinstelling

Slide 20 - Quiz

Welke afsluitende zin is juist?
A
U reactie zie ik met belangstelling tegemoet.
B
Uw reactie zie ik met belangstelling tegemoet.
C
U reactie zie ik met belangstelling tegemoed.
D
Uw reactie zie ik met belangstelling tegemoed.

Slide 21 - Quiz

Wilt u ...broodje hier opeten ?
A
u
B
uw

Slide 22 - Quiz

Als je mij/mijn een euro geeft, neem ik een broodje bapao voor je/jouw mee.

Slide 23 - Open question

Hartelijk dank voor .....reactie
A
uw
B
u

Slide 24 - Quiz

Zij is groter....... haar zus.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Yoerie verdient nog minder....iemand die vakken vult bij Albert Heijn.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quiz

Hij is net zo groot.......
A
als mij.
B
dan mij.
C
als ik.
D
dan ik.

Slide 28 - Quiz

Wat begrijp je nu beter en waar je wil je nog meer uitleg over?

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Hem werd een contract aangeboden.....nogal wat onduidelijkheden bevatte.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 46 - Quiz

De student zag een probleem....hij niet direct kon oplossen.
A
die
B
wat
C
dat

Slide 47 - Quiz

Dat is het beste....ik ooit heb gedaan!
A
die
B
dat
C
wat

Slide 48 - Quiz

Ze doen waar......in zin hebben.
A
hun
B
ze

Slide 49 - Quiz

Fijne herfstvakantie

Slide 50 - Slide