24/25 week 2 juni

  • overhoren apprendres 8 en 10
  • la grammaire - delend lidwoord
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de voca
  • weet ik wat het delend lidwoord is in het Frans en kan ik het toepassen

1 / 50
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • overhoren apprendres 8 en 10
  • la grammaire - delend lidwoord
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de voca
  • weet ik wat het delend lidwoord is in het Frans en kan ik het toepassen

Slide 1 - Slide

Apprendres 8 en 10
5 minuten leren

Daarna battle
timer
5:00

Slide 2 - Slide

DELEND LIDWOORD
Lees de uitleg op blz 62. Geef antwoord op de volgende vragen!

1. Wanneer gebruik je het delend lidwoord?

2. Wat zijn de vormen en wanneer gebruik je welke vorm?

3. Wat gebeurt er na een ontkenning of een woord van hoeveelheid?

Slide 3 - Slide

DELEND LIDWOORD

Wanneer gebruik je het?

Als de hoeveelheid van iets onbekend is

x vrienden - des amis
x meisjes - des filles

Slide 4 - Slide

DELEND LIDWOORD
1. Wanneer gebruik je het delend lidwoord?

2. Wat zijn de vormen en wanneer gebruik je welke vorm?

3. Wat gebeurt er na een ontkenning of een woord van hoeveelheid?

Slide 5 - Slide




Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk enkelvoud
Woorden met klinker/
stomme h
Woorden in het meervoud



du
de la
de l'

des
Wat zijn de vormen en wanneer gebruik je welke vorm?

Slide 6 - Slide

DELEND LIDWOORD
1. Wanneer gebruik je het delend lidwoord?

2. Wat zijn de vormen en wanneer gebruik je welke vorm?

3. Wat gebeurt er na een ontkenning of een woord van hoeveelheid?

Slide 7 - Slide

DELEND LIDWOORD
Na woorden die wel een hoeveelheid aangeven, gebruik je het woordje  'de'. Behalve bij telwoorden (deux, trois, etc)

Apprendre 10 - hoeveelheidswoorden - ontkenning

Na een ontkenning gebruik je ook het woordje 'de'. Dat zijn dus zinnen met ne....pas.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wie vindt het nog (heel) lastig?
Exercice 16c en 16 d maken


Klaar? Maak exercice 16e
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Exercice 16c-1

 1 du
 2 de l’
 3 des
 4 de la
 5 des

Slide 11 - Slide

Exercice 16c-2
1 un paquet de (chips)
 2 un kilo de (pommes)
 3 un morceau de (fromage)
 4 beaucoup de (Chantilly)
 5 pas d’(argent)

Slide 12 - Slide

Exercice 16d
1 de la glace
2 des légumes
3 pas de viande
4 du pain
5 un peu de sucre
6 de l’eau minérale
7 combien de frères
8 100 grammes de beurre

Slide 13 - Slide

Exercice 16e - voorbeeldantwoord
Dans le frigo, il y a un morceau de gâteau.
Dans le frigo, il y a des œufs.
Dans le frigo, il y a du jus d’orange.
Dans le frigo, il y a du lait.
Dans le frigo, il y a 200 grammes de fromage.
Dans le frigo, il y a des fruits.
Dans le frigo, il y a deux bouteilles d’eau minérale.
Dans le frigo, il y a de la viande.
Dans le frigo, il y a du pain.

Slide 14 - Slide

  • overhoren apprendres 7 en 9
  • écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met apprendres 7 en 9

Slide 15 - Slide

  • overhoren apprendres
  • nakijken exercices delend lidwoord
  • lire
  • écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik in het Frans opschrijven wat ik als ontbijt eet
  • Weet ik hoe ik (werk)woorden kan afwisselen om de tekst prettiger te maken om te lezen


Slide 16 - Slide

Apprendres 8 en 10
5 minuten leren

Daarna battle
timer
5:00

Slide 17 - Slide

Exercice 16c-1

 1 du
 2 de l’
 3 des
 4 de la
 5 des

Slide 18 - Slide

Exercice 16c-2
1 un paquet de (chips)
 2 un kilo de (pommes)
 3 un morceau de (fromage)
 4 beaucoup de (Chantilly)
 5 pas d’(argent)

Slide 19 - Slide

Exercice 16d
1 de la glace
2 des légumes
3 pas de viande
4 du pain
5 un peu de sucre
6 de l’eau minérale
7 combien de frères
8 100 grammes de beurre

Slide 20 - Slide

Exercice 16e - voorbeeldantwoord
Dans le frigo, il y a un morceau de gâteau.
Dans le frigo, il y a des œufs.
Dans le frigo, il y a du jus d’orange.
Dans le frigo, il y a du lait.
Dans le frigo, il y a 200 grammes de fromage.
Dans le frigo, il y a des fruits.
Dans le frigo, il y a deux bouteilles d’eau minérale.
Dans le frigo, il y a de la viande.
Dans le frigo, il y a du pain.

Slide 21 - Slide

Les devoirs
Leren apprendre 7 en 9 F-N. 
(af)maken exercice d blz 63

Slide 22 - Slide

4

Slide 23 - Video

00:22
Vertaal: des spaghettis

Slide 24 - Open question

00:28
Vertaal: un petit morceau de melon

Slide 25 - Open question

00:36
Vertaal: un verre de lait

Slide 26 - Open question

00:50
Vertaal: de la soupe

Slide 27 - Open question

Zoek de fout in de volgende zinnen
Je voudrais salade, s'il vous plait.
J'ai très soif, vous avons de l'eau?
Je manger une tartine de confiture.
Comme boisson, je prend un coca.
Au petit-déjeuner, je bois un verre jus d'orange.

Slide 28 - Slide

Zoek de fout in de volgende zinnen
Je voudrais de la salade, s'il vous plait.
J'ai très soif, vous avez de l'eau?
Je mange une tartine de confiture.
Comme boisson, je prends un coca.
Au petit-déjeuner, je bois un verre jus de d'orange.

Slide 29 - Slide

Comment faire? 
  1. D'abord: lire et comprendre
  2. Ensuite: reproduire / copier
  3. Puis: reviser / étudier
  4. Finalement: créer: écrire 


Slide 30 - Slide

1. Lire et comprendre
Que faire? (De opdracht)
- lees de tekst op bladzijde 69

- onderstreep de woorden in de tekst die je op je werkblad ziet

- Noteer de vertaling van de woorden op je werkblad (en volgende pagina)

- probeer de tekst met behulp van de woordenlijst te begrijpen


Slide 31 - Slide

1. Lire et comprendre
Comment faire? 
Gebruik:
- De apprendres achterin het hoofdstuk of de alfabetische woordenlijst helemaal achterin je boek 

- Je klasgenoten, als jij iets zelf niet kan vinden 

- Als dat allemaal niet heeft geholpen, steek dan je vinger op voor mijn hulp

timer
10:00

Slide 32 - Slide

Noteer  de vertaling van deze woorden:

Qu'est-ce que
pendant
Raconte --> raconter
(ils) prennent
la santé
le matin
toujours
le dimanche
je préfère
je déteste
surtout
alors
parfois
à midi
comme boisson
souvent
par exemple
J'aime bien
seulement

Slide 33 - Slide

Compréhension du texte

Slide 34 - Slide

Wat begrijpt Hugo niet?
A
Dat een ontbijt zo goed voor je zou zijn
B
Dat sommige mensen geen ontbijt eten
C
Dat mensen melk drinken voor ontbijt

Slide 35 - Quiz

Qu'est-ce que Hugo ne boit pas pour le petit-déjeuner?
A
Du lait
B
Du jus d'orange
C
Du thé
D
Du café

Slide 36 - Quiz

De quel repas parle Sandra?
A
Le petit-déjeuner
B
Le déjeuner
C
Le dîner

Slide 37 - Quiz

Laure noemt het eten van pizza's haar "petit péché mignon". Waarom?
A
Omdat ze het eigenlijk heel erg vindt, dat ze vaak pizza's eet.
B
Omdat pizza's eigenlijk best gezond zijn.
C
Omdat pizza's het enige is wat ze eet, wat net iets minder gezond is
D
Omdat ze mini-pizza's zo schattig vindt.

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

Wie eet het minst gezond?
A
Hugo
B
Sandra
C
Laure

Slide 40 - Quiz

Révision

Qu'est-ce que
pendant
Raconte --> raconter
(ils) prennent
la santé
le matin
toujours
le dimanche
je préfère
je déteste
surtout
alors
parfois
à midi
comme boisson
souvent
par exemple
J'aime bien
seulement
wat
tijdens
Vertel! - vertellen
(zij) nemen
de gezondheid
lett.: de ochtend, in deze tekst: 's ochtends
altijd
lett.: de zondag, in deze tekst: 's zondags
Ik heb liever
Ik heb een hekel aan
vooral
dus
soms
om 12 uur 's middags
als drankje
vaak
bijvoorbeeld
Ik hou (best wel) van
Ik vind (best wel) leuk 
alleen maar, slechts

Slide 41 - Slide

2. Reproduire - reproduceren
Que faire: 
Ex. 27 et 28 blz 70

Ex. 27: Zoek de juiste zinnen en onderstreep deze in de tekst 

Ex. 28:maak zelf zinnen, kopieer gedeeltes uit de leestekst




Slide 42 - Slide

2. Reproduire
Comment faire: 
Gebruik: 
- Je vertaling
- Je woordenlijstje
- Geen chromebook

Schrijf netjes, met pen in je boek



Slide 43 - Slide

2. Reproduire

Ex. 27: Zoek de juiste zinnen en onderstreep deze in de tekst
Ex. 28:maak zelf zinnen, kopieer gedeeltes uit de leestekst

Werk weer voor jezelf, met eventueel fluisterend overleg.

Tout fini? Geef het aan, dan laat ik de antwoorden zien.




timer
10:00

Slide 44 - Slide

3. Reviser
Que faire?
Neem je woordenlijst en de belangrijkste werkwoorden uit de tekst:




Je mange
Je bois
Je prends
J'adore

J'aime bien
Je déteste
Je préfère

Slide 45 - Slide

4. Ecrire
Que faire:
Ex. 29 blz 71
Schrijf een tekst van ongeveer 40 woorden waarin je vertelt wat je eet voor ontbijt. Daar moet in staan: 
- minimaal één ding wat je vaak eet en minimaal één ding wat je vaak drinkt
- waarom je dat eet of drinkt (lekker? gezond?)
- iets wat je soms eet of drinkt
- iets wat jij niet of nooit eet of drinkt voor ontbijt en waarom niet

timer
10:00

Slide 46 - Slide

schrijf een zin op

Slide 47 - Mind map

4. Ecrire
Comment faire:

- Let op de woordvolgorde (eerst onderwerp + werkwoord, dan de rest)
- Let op de spelling, hoofdletters en punten

- Gebruik - als je iets moet opzoeken - de Franse tekst met je vertaling, de apprendres of de alfabetische lijst achterin je boek

timer
10:00

Slide 48 - Slide

4. Ecrire
Combien de temps?

Jusqu'au fin du cours! 
Tot het eind van de les. Ik wil graag dat je je tijd hiervoor neemt. 

Tout fini? Laat mij dan je netversie zien in je boek. Dan geef ik je complimenten en tips en kun je nog een verbeterde versie eronder zetten. 

Slide 49 - Slide

Les devoirs
maken exercice 26

Leren apprendres 7 en 9 N-F



Slide 50 - Slide