2kgt 4.4 Grammatica les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

4.4 Grammatica les 2

In deze zin staat een splitsbaar werkwoord.

Ik teken de prachtige bloemen na.

1. juist
2. onjuist

In deze zin staat een splitsbaar werkwoord.

Peter woont al een jaar in Frankrijk.

1. juist
2. onjuist

Splitsbaar werkwoord en voorzetsel

Als je de woorden in een zin gaat benoemen, moet je goed opletten bij splitsbare werkwoorden. Soms lijkt op een voorzetsel, maar hoort het bij het werkwoord.

Kijk eerst onderstaande video voor meer uitleg. Tip: zet het geluid uit.

Splitsbaar werkwoord en voorzetsel - voorbeelden

Hij zit op de bank. -> op is een voorzetsel (de infinitief is zitten)

Ik let goed op -> op is een (deel van een) werkwoord (de infinitief is opletten.

Na het maken van de opdracht kijk ik alles na.

Na = vz

kijk = ww

na = ww

infinitief

Een ander woord voor infinitief is het hele werkwoord.

De infinitief van zit is zitten. 

De infinitief van zwom is zwemmen.

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 

Werkwoord

Voorzetsel

Vorige

week

zette

Lynn

haar

zakgeld

op

haar

spaarrekening.

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 

Werkwoord

Voorzetsel

De

jager

schoot

het

dier

dood

en

zette

het

op.

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 

Werkwoord

Voorzetsel

Vul

je

gegevens

maar

in

op

dat

papier.

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 

Werkwoord

Voorzetsel

De

bewaker

hield

de

jongen

bij

de

kassa

tegen.

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 

Werkwoord

Voorzetsel

Rust

maar

lekker

uit

tijdens

de

vakantie.

Bedenk passende voorzetsels in de zin.

Jimmy zit ... Niels ... de klas.

1. naast - op
2. bij - in
3. bij - op
4. uit - met

Bedenk passende voorzetsels in de zin.

... de vakantie ga ik ... Turkije.

1. Met - in
2. Voor - bij
3. Over - naar
4. In - naar

Bedenk passende voorzetsels in de zin.

Marlies zit ... een krukje dat ... het bureau staat.

1. onder - met
2. tijdens - op
3. op - naast
4. op - boven

Bedenk passende voorzetsels in de zin.

... het voorjaar hebben veel mensen last ... hooikoorts.

1. Aan - met
2. Tijdens - met
3. Tijdens - van
4. Na - van

Bedenk passende voorzetsels in de zin.

... een kaart kun je zien dat Nederland ... Duitsland ligt.

1. Onder - boven
2. Op - naast
3. Op - onder
4. In - naast

Wat is het voorzetsel in deze zin?

In Drenthe is een unieke muntenschat gevonden.

1. is
2. in
3. Drenthe
4. een

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

In de bodem zaten 47 gouden munten uit de zesde eeuw.

1. de - de
2. 47 - zesde
3. bodem - munten - eeuw
4. in - uit

Wat is het voorzetsel in deze zin?

De schat werd waarschijnlijk rond het jaar 550

begraven.

1. rond
2. schat
3. waarschijnlijk
4. het

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

Twee amateurarcheologen hebben de munten aan het begin van het jaar gevonden.

1. de - het
2. hebben - gevonden
3. begin - jaar
4. aan - van

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

Ook in 2009 werd in die provincie een muntenschat gevonden.

1. in - in
2. werd - gevonden
3. ook - die
4. in - een

Wat is het voorzetsel in deze zin?

Toen doken 115 zilveren munten op bij het dorpje Anloo.

1. Toen
2. op
3. bij
4. het

Aan de slag!

Maken: par. 4.4 opdrachten 1, 2 en 4 t/m 14;

Klaar:

* Test jezelf 5.2 t/m 5.5;

* Versterk jezelf H5;

* Eigen plan!